Of, om met J.R.R. Tolkien te spreken in zijn meesterwerk “In de ban van de Ring”: “Ik zal de Ring brengen” zei Frodo, “hoewel ik de weg niet weet.”
Met de niet versagende hobbits als voorbeeld in het achterhoofd begeven we ons op het gladde ijs van de mentale training. En hierbij beginnen we meteen met de constatering, dat mentale training niet losstaat van de “gewone” training. Je kunt nog zo sterk zijn in je kop, als je niet traint op conditie en techniek, zul je niet ver komen. Je moet je dus en fysiek en mentaal trainen.
In het Friese gezegde: “Voor de wind is iedereen een harde rijder” wordt al veel gezegd over mentale training. Uiteraard moet je van de omstandigheden profiteren als ze goed zijn, maar karakter wordt pas gevormd als het tegenzit of je er hard voor moet werken. En hier hebben we meteen het punt, waarom veel talenten, als het er echt op aankomt, het niet halen: er is hen te veel komen aanwaaien. Als je als junior alles wint zonder er veel voor te hoeven doen, dan word je gemakzuchtig. En als er dan echt gewerkt moet worden, is het vaak moeilijk om de knop om te zetten.
Zelf heb ik dit op een ander vlak meegemaakt. Als kind kon ik altijd goed leren. Het ging me op de lagere school zo makkelijk af, dat ik zonder leren negens en tienen haalde. En als er iets is, dat lui maakt, is het optimaal resultaat zonder inspanning. Met deze verkeerde instelling begon ik aan de middelbare school. Pas nadat ik was blijven zitten, had ik me deze levensles eigen gemaakt: als je iets wilt bereiken, moet je er voor werken.
En daarmee komen we bij de harde werkers, de “trainingsdieren”, die vaak later boven komen drijven. Zij hebben doorzettingsvermogen gekweekt en haken niet bij het eerste de beste zuchtje tegenwind af. Ze hebben vaak in hun jeugd op moeten boksen tegen schaatsers met meer talent en hebben al jong leren afzien en pijn lijden. En ze zijn er sterker uit tevoorschijn gekomen.
Nu is mentale training niet alleen weggelegd voor toppers of toppers in spe. Iedereen kan eraan beginnen en ongemerkt beginnen mensen er vaak al aan. Je moet het je alleen bewust maken om er optimaal profijt van te trekken.
Allereerst moet je jezelf doelen stellen. Pijn lijden is erg, als het zonder zin is. Maar als het onderdeel is van een training om iets te bereiken, dan is diezelfde pijn een stuk makkelijker te dragen. Stel wel haalbare doelen en deel dat doel in in haalbare stappen. Ik kan wel als doel stellen, dat ik een wereldrecord op de sprint wil halen, maar dat ligt niet in mijn vermogen. Daar begint dus de basis van de mentale training: je moet niet verder willen springen, dan je polsstok lang is. Maar door jaar in jaar uit te trainen, kun je hem wel langer maken.
Op basis van subdoelen ga je trainen om jezelf te verbeteren. Zelf ben ik pas echt met schaatsen begonnen, toen ik in 1979 in Leiden kwam wonen. De liefde voor het schaatsen was ontstaan in de winters met natuurijs. Pas nadat ik wekelijks naar de “Menkenbaan” ging, kwam de echte vooruitgang. Na een gewenningsperiode van een paar maanden, kon ik twee uur achter elkaar rondjes rijden. In die winter kon ik voor het eerst een Molentocht van 50 km uitrijden. En dat is het voordeel van het begin: je gaat vaak hard vooruit. Het tweede en derde jaar is er ook nog vooruitgang, daarna blijf je vaak op een bepaald niveau hangen.
Toch was de trainingsmethode van wekelijks twee uur achter elkaar schaatsen niet zonder resultaat. Het lichaam wordt gehard, maar vooral wordt je er mentaal sterker van. Na zo’n anderhalf uur achter elkaar trainen, verandert de spijsvertering en staat de eerste jaren de man met de hamer klaar. Door dit wekelijks te trainen, kun je jezelf trainen om een inzinking te voorkomen of om deze snel te overwinnen.
Vaak lijkt het, alsof je op een bepaald niveau blijft hangen, maar als je gewoon blijft volharden in trainingsarbeid, kom je op een mentaal breekpunt, bijvoorbeeld de eerste keer dat je de 100 kilometer haalt. En het gekke is: als je een bepaalde afstand voor het eerst hebt gehaald, dan werkt dat vaak als een doorbraak. Van de 100 km schiet je makkelijk door naar de 120. Heb je eenmaal zo’n mentaal breekpunt bereikt, dan gaat de top als basis dienen voor nog betere prestaties.
Je bent dan in “the winning mood”. Goede coaches weten hun pupillen vaak in deze stemming te brengen.
De basis is het zogenaamde “positieve denken”. Als je immers denkt, dat je iets niet kunt, dan kun je het nooit! Omgekeerd geldt in het algemeen: je kunt iets alleen als je denkt, dat je het kunt!
Voorts, het is een open deur, maar daarom niet minder waar: doe waarin je goed bent en vooral wat je leuk vindt. Dan hou je het het langste vol. Vooral als je voldoende variatie in de training hebt en regelmatig nieuwe trainingsvormen uitprobeert. En eenieder weet: de aanhouder wint. Maar de aanhouder dient wel goed naar zijn lichaam te luisteren. Het is niet moeilijk om jezelf over de kop te trainen. De kunst is juist om optimaal te trainen, alles eruit te halen, wat er in zit, maar niet meer.
Oud-wereldkampioen Harm Kuipers zegt: “Ik ben er van overtuigd, dat er meer talent verloren gaat door te veel dan door te weinig te trainen” en daar ben ik het volkomen mee eens. Het klinkt misschien gek uit de mond van een kilometervreter, maar het nemen van voldoende rust om te herstellen is een belangrijk onderdeel van de mentale training. Je kunt immers niet altijd diep gaan: kies deze momenten zorgvuldig, maar neem dan ook de rust, die daarbij hoort. Ook de geestelijke rust.
Verder: test jezelf regelmatig op het niveau, dat je met toertochten wilt hebben. Zelf probeer ik af en toe 200 km te schaatsen (wie liever die afstand fietst, dat kan ook) om lichaam en geest (weer) te laten voelen, wat het inhoudt, om de Tocht der Tochten te kunnen rijden. Het lopen van de marathon komt hier trouwens dicht bij in de buurt, zowel fysiek als mentaal. Maar leg dat maar eens aan een buitenlander uit: dat je een marathon loopt als training. Als stelregel kun je dus nemen: net zo ver fietsen als je wilt schaatsen, terwijl je met lopen de afstand door ongeveer 5 kunt delen voor hetzelfde effect.
Wie het zeer lezenswaardige boek “Mysterieuze krachten in de sport” van Joris van den Bergh heeft gelezen, weet dat hierin tal van voorbeelden te vinden zijn, waarin fysieke vermoeidheid door mentale frisheid in eigen voordeel omgebogen kan worden. Het sleutelwoord hierbij is concentratie. Hoe geconcentreerder je een oefening uitvoert, hoe beter dat is. Je kunt beter 1 oefening goed doen dan 2 afraffelen. Meestal houd ik me hier wel aan, maar 15 keer opdrukken.....
Eenieder, die mij na de training aan de bar ziet, zal het niet geloven, maar ik vind discipline heel belangrijk, en dan vooral zelfdiscipline. Gewoon altijd gaan trainen, weer of geen weer. Als je altijd alleen met mooi weer traint, train je jezelf alleen maar bij optimale omstandigheden. Tegenslagen overwinnen als het er echt op aankomt is dan extra moeilijk.
Een zeer goede oefening voor lichaam en geest is een flink stuk te gaan fietsen bij hondenweer. Tien of twintig kilometer bij windkracht acht: enerzijds bouw je met hard trappen tegen de wind in extra kracht op, vooral ook mentaal, terwijl je met wind in de rug een fantastische snelheidstraining hebt. Hetzelfde bereik je met hardlopen bij veel wind: gratis krachttraining en snelheidstraining, al naar gelang de wind staat.
Regelmaat en (zelf)discipline zijn onontbeerlijk voor het kweken van de juiste mentaliteit. Daarnaast werkt de hoeveelheid trainingsarbeid ook stimulerend: hoe meer je ergens in geïnvesteerd hebt, hoe minder snel je bij tegenslag op wilt geven. Na 17 jaar trainen en een mislukte Elfstedentocht achter de rug, wilde ik na een krampaanval 50 km voor de finish niet opgeven. Als het lichaam faalt, dan komt het op geestkracht aan!
En die geestkracht kun je trainen, net als conditie en techniek. Voor de wind is iedereen een goede rijder, maar pas bij tegenwind komen de echte toertochtrijders te voorschijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten