Om 6 uur verliet ik het huis , om met de trein en de tram naar de Uithof te gaan, alwaar ik om half 8 binnen wandelde. De bikkels van de 24 uur waren al aanwezig of kwamen net binnen. TV-West was al aanwezig om Ton Rueck te interviewen. Deze organisator was een van de 7 deelnemers aan de 24 uur van de Uithof in maart 2000. Om 8 uur klonk het startschot en kon ik beginnen aan mijn 200 kilometer.
In een rustig maar pittig tempo reed ik mijn eerste 27 rondjes in 23.08.97. Dit betekende, dat de eerste 10 km 42 seconden sneller waren dan mijn officiƫle p.r. op deze afstand. Na wat gedronken te hebben, sloot ik aan bij een peloton van een man of 20. In de slipstream reed ik zo de tweede 10 km, om vervolgens na 48.03 weer wat te gaan drinken. Dit patroon van om de 10 km stoppen om wat te gaan drinken, zou ik de rest van de dag zo veel mogelijk volhouden: dus 20 x 10.
Het eerste uur reed ik gemiddeld 25 km. Na de derde pauze was ik net te laat om bij het peloton aan te sluiten. Toen maakte ik de fout om dat gat zo snel mogelijk dicht te rijden. Ik voelde het aan mijn bovenbenen. Ik bleef lekker aan de staart van het peloton hangen, tot het tempo aan de kop omhoog ging van rondjes 53 naar rondjes 47. Dat tempo was mij te hoog om het nog 160 km vol te houden. In eigen tempo reed ik naar 1.41.00 op de 40 en 2.07.41 op de 50 km. Het ging lekker tot de eerste dweilpauze.
Na de dweilpauze ging het nog beter en reed ik een kilometer of 5 aan kop van het peloton. Het was inmiddels veel drukker geworden. Zo'n 150 man reed mee met de diverse toertochtafstanden. Het ijs gleed aanvankelijk weer zeer goed, maar langzamerhand werd het werkijs. Rond de 80 km kreeg ik de eerste dip te verwerken. Even een extra stop om wat te drinken en weer verder. Rond de 90 km moesten we van het ijs voor de tweede dweil. Bij het ietwat onhandig aandoen van de schaatshoezen voelde ik een krampscheut door mijn rechterdijbeen schieten. Het gedwongen kwartier rust kwam me dus niet slecht uit.
Na de pauze begon ik dus voorzichtig. Met 4.31.54 had ik de eerste 100 km erop zitten en kon het aftellen beginnen. De rondjes 53 uit het begin en 57 in de 2e 50 km maakten nu plaats voor rondjes van een minuut. Alles ging redelijk vlat, tot ik na 120 km een inzinking had. Veel drinken, wederom een cyclon-fruitzakje naar binnen gewerkt en iedere keer een paar kilometer rijden en dan weer even rusten. Een kopje soep, dat ik van een van de afhakers kreeg, was zeer welkom.
Het werd steeds stiller op de baan. Ik was kennelijk niet de enige, die de man met de hamer, na 5 uur en 3 kwartier schaatsen, was tegengekomen. Ondanks dat ik de bochten zo min mogelijk met pootje over en zoveel mogelijk "stiekem" naar binnen glijdend, was ik 324 rondjes doorgekomen. Vanaf km 130 was ik de inzinking te boven gekomen. De rondetijden gingen weer omlaag en met name de bochten kon ik weer veel beter doorkomen. Pas bij 150 km zat ik met 7.33.20 voor het eerst op een schema net boven de 10 uur.
Na een nieuwe dweilpauze liep het nog soepeler, terwijl de eerste deelnemers aan de recordwedstrijden op de 1500 meter binnen kwamen druppelen. Tot de 180 km kon ik het tempo goed volhouden. Daarna kwam de man met de hamer nogmaals langs. De laatste 54 ronden zat ik er volledig doorheen. Ralf Nijssen was, na de wintertriatlon, voor de tweede maal een redder in nood. Hij ging in een langzaam tempo voor mij rijden, zodat ik van de slipstream kon profiteren op de niet gedweilde inrijbaan, die steeds stroever werd.
Met drinkpauzes om de 5 ronden en een beschamend laag tempo deed ik bijna 3 kwartier over de voorlaatste 10 km. Met aanmoedigingen van de in groten getale opgekomen IJVL-jeugd (waaraan je kunt zien hoe sterk de IJVL in de breedte is), kwam ik stukje bij beetje de zeer zware bochten door. De laatste 10 waren wel de zwaarste, maar als een paard de stal ruikt gaat het toch iets sneller: 40 minuten, om in 10 uur 25 minuten en 8 seconden over de finish te glijden, een clubrecord vestigend op deze incourante kunstijsafstand. Maar ja, ik ben dan ook minimaal een eeuw te laat geboren om een schaatstopper te worden.
Terwijl ik het strijdperk verliet, hadden de voorste 24-uursrijders al 700 ronden gereden tegenover mijn 540. Ik weet hoe ze zich moeten voelen en heb diep respect voor deze doordouwers, die boven de 500 km uit zouden komen. Van Leiden naar Parijs!
Ondanks de inzinking had ik een goed gevoel over deze 20 x 10 kilometer. Het lichaam kon weer eens ervaren, wat het betekent om een zeer alternatieve Elfstedentocht te rijden, terwijl de mentale weerbaarheid weer eens getest werd. Het is zeer zeker voor herhaling vatbaar, maar laat eerst die echte Elfstedentocht maar weer eens komen.
Tot mijn stomme verbazing kon ik de volgende dagen gewoon traplopen. De inzinking bleek dus geen enkele invloed te hebben gehad. Alleen twee blaren en een licht spierpijntje in mijn rug waren de lichamelijke herinneringen aan deze 1080 bochten. Ondanks 6 liter Extran en andere sportdranken bleek ik de volgende ochtend 2 kilo lichter te zijn geworden. Voor wie af wil vallen is dit dus een uitstekend recept.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten