Gisterenavond was er in de bibliotheek aan de Hoorneslaan een lezing van de journalist en sportboekenschrijver Auke Kok.
De avond was door mijn collega Monique Kromhout georganiseerd voor laaggeletterden. Daar ze wist, dat ik een groot sportliefhebber ben, had ze mij ook uitgenodigd.
Met de vrijwilligsters Christa Bernard en Rina Kiela zorgden we er voor, dat alles klaar stond voor de ontvangst van de gasten.
Om 5 voor half 8 kwam de auteur binnen. Hij had vastgestaan in de file op de A44. Er waren een kleine 20 belangstellenden, waaronder vrij veel allochtone vrouwen, die kwamen luisteren naar de schrijver, die vooral bekend is geworden door "1974. Wij waren de besten".
Hij stipte het nationale trauma van Nederland wel aan, maar het grootste deel van de lezing ging over "Tussen Godenzonen".
Voor dit boek liep hij een jaar mee met de Ajax-selectie en gaf hij een inkijkje in de wereld van het betaalde voetbal. Aanvankelijk werd hij niet bepaald met open armen ontvangen, maar gaandeweg wist hij het vertrouwen te winnen bij de landskampioen.
Naast trainen en voetballen omvat de taakomschrijving van een beroepsvoetballer uiteraard ook de pers te woord staan. Hiervoor hebben de spelers uiteraard mediatraining gehad.
Daarnaast wordt van hen verlangd, dat ze ook allerlei goede doelen langs gaan, zoals tehuizen, scholen en straatjeugd. En niet te vergeten om na de wedstrijden bij toerbeurt het sponsorhome te bezoeken.
Bijzonder was ook het bezoek aan de favela's in Rio de Janeiro. De jeugd in deze sloppenwijk was zeer vereerd met hun bezoek, maar de Ajax-selectie vergat het belangrijkste: even voetballen met deze kansarme jeugd. Iedereen zat op iedereen te wachten voor het sein om te gaan spelen. Dat krijg je, als je alles in een keurslijf perst en eigen initiatief te vaak in de kiem wordt gesmoord.
Na de pauze kwamen de verhalen van individuele spelers aan de orde.
Ricardo van Rhijn vocht zich na een terugval terug door keihard te gaan trainen en te oefenen op onderdelen, die hij nog niet goed genoeg beheerste. Zo vocht hij zich terug naar een basisplaats. Met deze instelling komt hij er wel, net als Daley Blind.
De aanvoerder van Ajax ging tijdens de "Cruijff-revolutie" steeds slechter spelen. Hij werd door een deel van het publiek uitgekotst omdat hij de zoon was van Danny Blind, een van de tegenstanders van Cruijff.
Via een psycholoog, die hij zelf betaalde, leerde hij zich focussen op zijn eigen spel en zich af te sluiten voor het publiek.
Wie juist wel contact zoekt met het publiek is Jasper Cilissen.
De keeper van Ajax zoekt altijd naar zijn ouders op de tribune en zwaait dan even naar hen om daarna veel fraaie reddingen te verrichten.
Een bijzonder verhaal was dat van Derk Boerrigter.
Deze buitenspeler is er het schoolvoorbeeld van dat een aai over de bol vaak beter werkt dan een schop onder de kont. Bij F.C. Zwolle verkommerde hij, omdat de trainer hem alleen maar wees op wat hij fout deed. De coach werd ontslagen, zijn opvolger zei gewoon: "Derk, ik reken op jou!" en Boerrigter speelde de sterren van de hemel.
Bij Ajax ging het na een goed begin fout. Men is daar niet gewend om positieve feedback te geven....
Voor een bedrijf met een omzet van 100 miljoen euro is het toch wel bijzonder, dat men niet beschikt over een sportpsycholoog of een mentale trainer. Veel talent gaat zo verloren, terwijl dat niet nodig is.
Bij het vragenstellen aan het eind kwamen een paar andere boeken van Auke Kok aan de orde.
Allereerst "De jonge Holleeder", waarin te lezen valt, hoe een gewone jongen uit een gewoon gezin afglijdt naar de zware criminaliteit.
Het tweede was "Oorlogsliefde" over de weduwe van landverrader Anton van der Waals, die als 17-jarige verliefd werd op deze na de Tweede Wereldoorlog geëxecuteerde man.
Tenslotte het boek "Dit was Veronica" over deze in de jaren '60 en '70 bij de jeugd zeer populaire piratenzender.
Eén boek kwam helaas niet aan de orde, en dat was "1988. Wij hielden van Oranje".
En nu maar hopen, dat Oranje zich komende zomer net als in 1988 naar de titel blundert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten