Zoals ieder kind heb ik in mijn jeugd geknikkerd.
Daarbij had je een verschil tussen knikkers en stuiters.
Natuurlijk ging het om het spel, maar je wilde, zoals onderstaand literatuurboek voorschreef, uiteraard wel winnen.
Zoals iedere droge woensdagavond in de zomer fietste ik om 7 uur naar de skeelerbaan in Leiderdorp. Na 2 weken les te hebben gegeven aan de G-schaatsers nam ik nu zelf skeelerles bij Tjeerd Wierdsma.
Na een gevarieerde training, waarbij ik bij het langzaam technisch rijden zag dat een vrouw, die in mijn groep van 6 skeeleraars reed, veel te veel naar achteren afzette. Daar we toch langzaam moesten rijden nam ik de kans te baat om haar te leren zijwaarts af te zetten. Ineens ging ze stukken harder skeeleren.
Na wat Steigerungen, slalommen en glijstarts was de laatste oefening om een paar ronden rechtsom te rijden. En daarbij ging het mis. Er bestaat namelijk een groot verschil tussen knikkeren en stuiteren.
Eerst stuiterde een man in de bocht, doordat hij met het pootje over over de kop sloeg. Met wat flinke schaafwonden aan zijn hoofd kwam hij er nog genadig vanaf.
Maar in opdracht van de Commissie Gelijke Behandeling moesten we het door het stuiteren verstoorde evenwicht herstellen. In de andere bocht offerde een vrouw zich op om met schaafwonden aan de benen de baan te verlaten.
Zelf hield ik me bij het rechtsom skeeleren maar aan het advies, dat ons in de jaren '70 middels posters gegeven werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten