woensdag 13 augustus 2008

De achterkant van de medaille


In de befaamde winter van 1962/63 heb ik leren schaatsen. In die tijd woonde ik als 7-jarige aan de Hoofdvaart in Nieuw-Vennep en we hadden bijna 3 maanden een ijsbaan voor de deur.
Op Friese doorlopertjes stonden we dus zeer regelmatig op het ijs. Op een stralende, windstille zondagmiddag ben ik toen 2 keer op en neer naar Hoofddorp gereden met een paar buurkinderen, een afstand van 20 km. Het duurvermogen zat er dus al vroeg in.
De jaren daarna werd het schaatsgevoel aangewakkerd door Ard en Keessie, maar gaandeweg werden de schaatswinters toch schaarser. Vooral in de jaren ’70 waren de winters vaak zacht.
Met de Mavo, waar ik op zat in Hoofddorp, hebben we in de jaren, dat het wel kon, twee toertochten gereden: de Westeindertocht van 30 km bij Aalsmeer en de Gouwzeetocht van 20 km in Monnickendam.
In die tijd voetbalde ik, bij Dios in Nieuw-Vennep, waar ik het vooral van mijn loopvermogen moest hebben, maar schaatsen bleef toch mijn lievelingssport. In 1979 kwam dan ook mijn meest bijzondere tocht. Op de dag, dat ik op de bibliotheekacademie in Amsterdam een tentamen had moeten afleggen, reden de bussen niet. Het had geijzeld en er lag wel 5 cm ijs op de Hoofdweg. Op de schaats ben ik die dag OVER DE WEG naar de Kaag gereden.
In november 1979 kwam ik in Leiden wonen en een collega nam me mee naar de IJshal aan de Vondellaan: ik was meteen verkocht.
Je wil niet weten, hoe lang ik toen over een rondje deed, maar vanaf die tijd ging ik wekelijks naar de Menkenbaan.

In januari betaalde deze training zich reeds uit, want nadat ik op zaterdagmiddag tot 1 uur gewerkt had, fietste ik naar tante Rie in Hoogmade, waar ik om 2 uur begon aan mijn eerste Molen– en Merentocht van 50 km. Heel bijzonder was de ondergaande zon op de Kaag, die het ijs een oranje gloed meegaf. Helaas moest ik daarna in mijn eentje in het donker nog naar Hoogmade krabbelen, waar ik om 6 uur bij een ongeruste tante aan kwam zetten.
De jaren daarna kon je bijna ieder jaar op natuurijs. Toen vond ik dat heel gewoon, nu weet ik, dat dit iets heel bijzonders is. De grens werd langzaam verlegd naar 75 km op een dag. Als autodidact begon het krabbelen steeds meer op schaatsen te lijken. In 1985 kwam, toch nog onverwachts, na 22 jaar de Elfstedentocht. Daar ik net in een nieuwe baan begonnen was bij de bibliotheek in Katwijk, vond ik het risico om er in mijn proeftijd een week tussen uit te gaan te groot: deze kans liet ik lopen, maar zodoende was ik ook meteen te laat om lid te worden van de Elfstedenvereniging.
Het jaar erop kwam er zowaar weer een Tocht der Tochten. Door de aankondiging, dat ze zwartrijders van het ijs af zouden plukken, liet ik me weerhouden om naar Friesland af te reizen: een kapitale blunder. Een paar dagen later, in maart nota bene, reed ik op de Nieuwkoopse plassen voor het eerst van mijn leven 100 kilometer. In windkracht 6 nog wel.
Ook in 1987 was het bingo: met een zwager reed ik 120 km door tweeënhalve Molentocht te rijden. Zonder inzinking! In april zag ik toevallig een artikel over droogtraining bij de IJVL. Dat leek me wel wat. Het resultaat liet zich in september al zien. Was ik voorheen nog nooit verder gekomen dan 39 km in 2 uur op, de eerste keer reed ik al 40 km, aan het eind van het seizoen zelfs 48 km. Training betaalt zich soms zeer snel uit.
In het kader van een sponsoractie reed ik voor “Afrika Nu” 120 km, volgens mij nog steeds het baanrecord van de Leidse IJshal. Helaas bleven de natuurijswinters weg en pas in 1991 kon ik voor het eerst een alternatieve Elfstedentocht rijden door 4 keer de Molentocht te rijden. In zeer zware sneeuwval deed ik er bijna 12 uur over.

In 1996 werd de Tocht der Tochten op het laatste moment afgelast. Met Gerard Günthardt, de man van een collega, ging ik hem op eigen houtje rijden. Helaas waren we niet opgewassen tegen zeer slecht ijs en windkracht 7 tegen. Toen we bij Berlikum de man met de hamer, die we in Franeker tegengekomen waren, nog niet kwijt waren, gaven we op.
Een jaar balen later kwam er plotsklaps een nieuwe kans. Met Jaap de Gorter reed ik hem de dag voor de officiële tocht. Ondanks kramp in mijn kuit haalden we in 15 uur de Bonkevaart.

Nog voor Henk Angenent!
Twee jaar later werden de vaste schaatsen ingeruild voor klappers. Een heel nieuwe dimensie.
Het uitblijven van natuurijs noopte me om 2 keer 200 km op de Uithof te rijden. Met 10 uur 25 zette ik een nieuw p.r. neer over 200 km. Ook hier moest ik het meer hebben van Ausdauer dan van een gepolijste techniek.
Momenteel train ik 2 keer 2 uur in de Leidse IJshal: op dinsdagavond (vooral op snelheid en uithoudingsvermogen) en donderdagochtend met krasse knarren van in de 70, waar de techniek meer aan bod komt. Je kunt immers veel leren door achter iemand met een goede techniek te rijden en dan in diens slag te vallen.
Sinds 1997 ben ik een vaste deelnemer aan de Wintertriatlon. Ook daar ben ik verslingerd aan geraakt. Na 10 km hardlopen en 45 niet zo hard fietsen nog één keer 20 km schaatsen in een vlak schema, en dan een lekkere Palm. Een prima finale van het schaatsseizoen. Ik heb op 28 januari op de Weissensee de Alternatieve Elfstedentocht volbracht in 10 uur 16 minuten en 2 seconden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten