Tijdens het kijken op de site van de NOS of er nog wat nieuws was, stuitte ik op dit bericht: Het Fries Film Archief (FFA) heeft een film over de Elfstedentocht van 1941 in zijn bezit gekregen. Volgens het FFA zijn het mooie beelden van de wedstrijd en uniek materiaal van hoge Duitse officieren. De film werd gemaakt door de amateurfilmer Piet Wagter uit Sneek.Hij emigreerde in 1952 via Canada naar Amerika.
De film is te zien op de website van het FFA. Daar valt onder meer ook te lezen dat op de beelden een man te zien is die een opvallende gelijkenis vertoont met Hitler.
Het blijkt de Werner Friedrich Ross te zijn, de plaatsvervanger van Reichskommissar Seyss Inquart in Friesland.
Ik vond het te mooi, om het te laten liggen. Geniet van de beelden uit de tijd, toen de Duitse bezetters nog hun vriendelijke gezicht toonden. Een paar weken later, na de Februaristaking, met 18 voltrokken doodvonnissen als gevolg, was het definitief gedaan met deze "vriendelijkheid".
Verzetsman Jan Campert, de vader van auteur Remco Campert, schreef uit protest dit aangrijpende gedicht, voor mij één van de allermooiste uit de Nederlandse literatuur:
HET LIED DER ACHTTIEN DOODEN
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, -
zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk -
er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik zie hoe't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht-
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten