zaterdag 27 september 2008

Halve marathon van Katwijk


Hoewel ik al 23 jaar bij de bibliotheek van Katwijk werk, had ik nog maar 1 keer de halve marathon aldaar gelopen. Daar moest wat aan gebeuren. Ik ging mijn aantal deelnames in een klap verdubbelen. Met mijn Elfstedenmaatje Jaap de Gorter fietste ik om 10 voor 10 naar Katwijk toe, waar we in de Boorsmazaal in konden schrijven.
De dag ervoor had ik voor het eerst dit seizoen geschaatst. Na de trainersvergadering in de Leidse ijshal mochten de trainers van half 9 tot half 10 het ijs op. Het is altijd weer even wennen. Normaal gesproken zou ik meteen een uur doorkachelen, maar met de zwaarste halve marathon van Nederland op het programma schaatste ik toch wel met de handrem er op. Vooral omdat ik mijn scheenbeenspieren toch wel voelde. Na afloop in de kantine nog een paar Palm op. Het was er gezellig en koolhydraten stapelen kan vlak voor een duursportevenement geen kwaad.
Om kwart voor 11 waren we in de Princestraat, waar we in het najaarszonnetje wachtten op het startschot, dat om 11 uur zou klinken.
Jaap zou de 10 kilometer lopen. Tot voorbij het 5 kilometerpunt zouden we samen lopen. De race was, in tegenstelling tot het parcours, lekker vlak, 5 minuten per kilometer. Bij de splitsing van de 10 en de 21,1 afscheid genomen van Jaap. De inhaalrace kon beginnen. De afgelopen 10 jaar heb ik veel in de duinen getraind, en dat wierp nu zijn vruchten af. Telkens als ik een groepje ingehaald had, zocht ik een volgend doelwit om naar toe te lopen. Zowel bij het klimmen haalde ik in, maar vooral ook met het dalen. Hans Boers had me een goede techniek geleerd. Bij het dalen moet je je armen slap langs je bovenlichaam laten hangen en met grote passen afdalen. Je profiteert dan optimaal van de zwaartekracht!
Op een gegeven moment zag ik iemand in een Feyenoord-shirt lopen. Als Ajax-fan was dit natuurlijk mijn favoriete prooi. Bij de halve marathon van Rotterdam had ik me dit ook wel voor kunnen nemen, maar er liepen zoveel mensen in het rood-wit geblokte shirt, dat daar geen beginnen aan was.
Bij het 13-kilometerpunt had ik dit stukje wedstrijd in de wedstrijd gehad en liep ik naar de drinkpost op het parkeerterrein van Wassenaarse slag.
Bij het opgaan van het strand hadden we 15 kilometer achter de kiezen. We hadden niet alleen geluk, dat het prachtig herfstweer was met een temperatuur van ongeveer 20 graden, weinig wind en een heerlijk zonnetje, we hadden ook nog eens laag water. Dit betekende, dat we vlak langs de vloedlijn konden lopen. Dit is bepaald geen nadeel. Ik heb vaak genoeg op het mulle zand getraind om te weten, hoeveel zwaarder dit is. Maar een belangrijke les in de mentale training: profiteer ervan al de omstandigheden goed zijn. Dat deed ik dan maar.
In een ontspannen kadans liep ik langs de vloedlijn. Maar zoals Johan Cruijff placht te zeggen: "Elk voordeel heb zijn nadeel." Er waren een viertal geulen, die te breed waren om overheen te springen. Dan maar gewoon er doorheen lopen. Vlak achter me hoorde ik iemand hartgrondig vloeken, en dat op Katwijks grondgebied! Ik had deze krachttermen niet nodig. Bij de wandelvakantie in Dartmoor had ik iedere dag natte poten gehaald, dus dit kon er ook nog wel bij.
In Katwijk aangekomen had ik op het stand nog nauwelijks mensen ingehaald, maar kennelijk zaten diverse mensen er doorheen. Zonder echt te versnellen kon ik nog een man of 15 inhalen in de laatste 2 kilometer. In de Princestraat aangekomen zag ik, dat ik mijn doelstelling "onder de 1.50" gehaald had.

Met 1.49.46 was het een vergelijkbare tijd als die in Rotterdam, maar met aftrek van voorarrest kwam ik uit op 1.49.00, bijna een halve minuut sneller dan de loop over de Maasboulevard en deze halve marathon is toch echt veel zwaarder en het terrein veel minder snel!
Met Jaap, die een teleurstellende tijd van ongeveer 54.13 had, fietste ik weer naar Leiden terug met de afspraak om volgende week gezamenlijk met Hans Boers te gaan trainen. De vorm is goed, nu is het een kwestie van het vasthouden hiervan. En Jaap kan zich mogelijk ook weer in vorm gaan lopen.
Ada was blij, dat ik bij de eindstreep geen medaille gekregen had, maar een tas van bakkerij van Maanen, samen met opticien Saton de hoofdsponsor van deze halve marathon, met daarin een gevulde speculaas en een roggeknar. Er lopen immers veel krasse knarren mee, waarbij ondergetekende. Krijgen we volgend jaar een bril als we gefinished zijn?

vrijdag 26 september 2008

Schaatsen


Het is een open deur van hier naar Tokio, maar het belangrijkste gereedschap bij het rijden van een toertocht zijn de schaatsen. Je hebt ze in alle soorten en maten, dus er valt genoeg over de schaatsen te vertellen.
Zoals bijna iedereen van mijn generatie ben ik begonnen op Friese doorlopers. Deze houten schaatsen met een ronde voorkant zijn op zich prima geschikt voor het rijden op natuurijs: door de ronde voorkant rijd je niet zo snel in scheuren. De Friese doorloper heeft wel een groot nadeel, en dat is de binding. Je moest met oranje linten (andere kleuren werden niet geleverd) de doorlopers vast aan je voeten zien te krijgen. De linten werden door het leer gehaald, dat vastgeschroefd zat aan de houten schenkel.
Nu droegen we in mijn jeugd meestal rubber laarzen met daaronder (geiten)wollen sokken. Mijn vader maakte ze meestal zeer strak vast. Achteraf weet je, dat je bloedsomloop in je voeten afgekneld werd, dus dat je na het schaatsen tinteltenen kreeg was niet meer dan logisch. Wat ook logisch was, was dat de linten na verloop van tijd losser gingen zitten. Zelf kon je dus ook regelmatig proberen om de schaatsen weer wat strakker vast te maken. Kortom, Friese doorlopers zijn niet ideaal, ook al zijn het prima schaatsen om het op te leren.
Hetzelfde geldt voor de houten noren. Deze kreeg je, als je groter werd en er een oudere broer of zus uitgegroeid was.
Een hedendaags alternatief voor de houten schaatsen zijn de easy gliders. Deze kunststofschaatsen hebben een andersoortige binding: geribbelde plastic bindingen worden vastgeklemd en kunnen niet meer terug schuiven. Wat dat aangaat is het een verbetering. Een nadeel is echter, dat de plastic binding in de kou hard wordt en zijn flexibiliteit verliest. Ook de plastic schroefjes, waarmee de binding in de kunststof schenkel is vastgezet, zijn vrij kwetsbaar. Het verdient dan ook aanbeveling om in ieder geval een paar schroefjes en eventueel een geribbeld plastic binding mee te nemen voor het geval dat.
Het voordeel van zowel de houten als de kunststofschaatsen is, dat je bij kluunplaatsen de schaatsen vrij makkelijk uit kunt doen en gewoon lopen. Daarna dien je ze uiteraard wel weer vast te maken.
Het alternatief van bovengenoemde schaatsen zijn de schoenschaatsen. Tegenwoordig is dit de standaard, in mijn jeugd was het nog een luxe artikel. De eerste schoenschaatsen kreeg ik, toen ik een jaar of 14 was, uiteraard minimaal tweedehands. De noren, die ik kreeg waren van het merk Ving en ik heb er een jaar of 15 op gereden. Toen het fut uit het leer ging, kocht ik Viking Mid’s, alvorens ik overstapte op de klapschaats, eveneens van Viking.


Op zich rijden klapschaatsen prima op natuurijs. Ze hebben echter één groot nadeel ten opzichte van de vaste schaats. Als je in een scheur rijdt, blijft het ijzer vast zitten. Dit gebeurt met vaste schaatsen ook, maar hierbij wordt je val afgeremd, doordat het ijzer zowel voor als achter vast zit aan de schoen. Bij de klapschaats is hier geen sprake van. Je ijzer zit vast, door de voorwaartse kracht kantel je als het ware voorover over het scharnierpunt heen en met een flinke klap kom je op het ijs terecht. De klapschaats is dan met recht een klapschaats!
Natuurlijk hebben de schoenschaatsen een groot voordeel ten opzichte van de houten: doordat ze vast aan je voet zitten, kun je veel meer kracht zetten en kun je je techniek veel beter benutten, doordat de schaatsen niet “scheef” onder je voeten zitten. Vergis je hier niet in: een paar millimeter afwijking en je rijdt al snel slechter, doordat de drukpunten verkeerd zitten.
Uiteraard is het wel noodzakelijk, dat de schoenen goed aan je voet zitten. Te ruime schaatsen met twee paar sokken werkt niet. Je voeten gaan dan zwabberen en veel van de kracht van je afzet gaat verloren. Te krappe schoenen werkt ook niet. Op de kunstijsbaan kun je er met blote voeten met temperaturen boven nul prima mee uit de voeten, maar op natuurijs is het toch een ander verhaal. Behalve de gewone temperaturen heb je ook nog met de windchill te maken. Je loopt dus een groter risico op bevroren tenen, zeker als de temperatuur verder onder nul zakt. Mijn advies is dus: precies pas met dunne thermische sokken aan! Schaatshoezen moeten zorgen voor een verdere bescherming tegen bevriezing.
Voor het klunen moet je schaatsbeschermers meenemen. En ook hierbij geldt: oefening baart kunst. Hoe vaker je kluunt, hoe bedrevener je er in wordt, zowel in het klunen zelf als in het aan- en uitdoen van de schaatsbeschermers.

En dan zijn er nog schaatsen, die de voordelen van zowel de houten als de schoenschaatsen combineren: de zogenaamde kluunschaatsen. Zelf heb ik Rossignol langlaufschoenen, waar je met een simpele klik je schaatsen mee vast zet. Het grote voordeel bij het klunen is daarmee ook al genoemd. Met één handgreep is de schaats los, na het klunen klik je het zo weer vast.
Daarnaast zijn de hoge schoenen lekker warm. Op de Weissensee had ik bij min 18 nog geen koude voeten. Voorts zijn de schaatsen lager dan de gewone schoenschaatsen, dus je bent veel stabieler, terwijl het door het scharnierpunt aan de voorzijde van de schoen er voor zorgt, dat je toch op klapschaatsen rijdt. Een voordeel is verder, dat de voorzijde de ronding heeft van een Friese doorloper. Als je in een scheur rijdt, glij je er meestal zo weer uit. Met minimaal 1000 km op natuurijs op de Rossignols ben ik slechts één keer gevallen.
En het grootste voordeel is: als je schaatsen bot worden, wissel je de ijzers gewoon. De schaatsen worden immers altijd het eerst bot aan de binnenkant. Hier zet je mee af. Je doet het ijzer van de linkervoet aan de rechter en vice versa. Bij een lange tocht kun je bovendien nog reserve-ijzers meenemen in je rugzak. Zelf heb ik een paar reserve-ijzers gekocht, daar de kluunschaatsen één kwetsbare plek hebben: de kunststof binding zou kapot kunnen gaan.
Kortom: met de reserve-ijzers mee kun je er helemaal zeker van zijn, dat je altijd scherpe ijzers onder je voeten hebt.
Let bij de koop van kluunschaatsen goed op het model: je hebt schoenen en bijbehorende ijzers met 1 binding en met 2 bindingen. Deze laatste lopen een stuk lastiger! Immers: hoe vlakker de zool van de schoen is, hoe beter je kunt klûnen. Zorg wel, dat er profiel op de zool zit, anders glij je nog alle kanten op.
Bij de ANWB kun je voor nog geen € 10,- trouwens een soort pantoffels met ijzeren driehoekjes kopen, die je over je schoenzolen kunt doen, zodat je bij gladde omstandigheden veel meer grip hebt.
Verder heb ik tijdens een natuurijsperiode met veel sneeuw een handig hulpmiddel "ontdekt" voor de kluunschaatsers. Er kwam bij het klûnen meestal veel sneeuw te zitten tussen het stangetje en de schoen. Dit was er meestal lastig uit te halen. Met een eenvoudig imbussleuteltje heb je dit "vuil" zo verwijderd en klik je de schaats zo weer aan je schoen vast!
Mijn voorkeur voor toertochten is dus duidelijk: de kluunschaatsen, waar Martin Langbroek een prachtige naam voor bedacht heeft: kabouterschaatsen!



zaterdag 20 september 2008

Thuiswedstrijd





Op deze zonovergoten zaterdag kon ik een heuse thuiswedstrijd lopen: de Polderloop in de Stevenshof. Daar ik al ruim 21 jaar in deze buitenwijk van Leiden woon, ken ik ieder stuk van het parcours. Het bekende thuisvoordeel. Met Ada ging ik om 10 uur boodschappen doen. Bij winkelcentrum De Stevensbloem kon ik me inschrijven voor de 10 kilometer, die om half 12 van start ging.
Om 11 uur kleedde ik me thuis om, dronk nog een warme chocomel, at nog een banaan en liep de 700 meter naar de start. Daar even staan kletsen met PvdA-raadslid Henny Keereweer, alvorens wij na het finishen van de kinderloop om half 12 van start mochten gaan.
De Polderloop is een kleine wedstrijd: je loopt meteen in je eigen tempo. De eerste kilometer was een rondje om het park en deze ging in 4.14. Voor mijn doen supersnel. Bij de klim naar de Stevenshofdreef liet ik het groepje, waar ik de eerste kilometer mee gelopen had, achter me. De eerste ronde door de wijk ging erg lekker. Met 22.33 had ik een goede 5 kilometertijd.
De drinkpost was op dit punt. En dat was een groot voordeel, daar je na het tweede rondje om het park nog een beker water kon pakken. Na de tweede ronde stond de klok op 27.12, dus een tijd onder de 47 minuten was goed mogelijk. En dat met een luchtdruk van 1032 hPa! Kortom: de vorm zit er weer aan te komen. Op de brug haalde ik iemand in, die de hele eerste ronde zo'n 100 meter voor me had gelopen. Daarna was er niemand meer om in te halen. Bij de Rijndijk, waar je bijna 2 km ver kunt kijken, zag ik geen enkele loper voor me. In zulke omstandigheden is het goed, dat ik vaak in mijn eentje train: je hebt alleen jezelf om je aan op te trekken. De tweede 5 kilometer ging, ondanks de voortvarende start, in 23,19. Het verval was dus vrij gering. Bij de eindstreep klokte ik op 45.52, een van mijn snellere 10 kilometers, ruim 3 minuten sneller dan de Vlietloop 2 weken eerder. Als ik deze progressie het hele seizoen vol kan houden....
Ook Arjan Vos, de man van een collega van Ada, had ruim een minuut sneller gelopen dan bij de Vlietloop.
Een minuut of 2 na mij kwam de eerste vrouw binnen, met wie ik de eerste kilometer had opgelopen. Deze atlete was van Voorschoten '97, net als de winnares van de 5 km. Maar ja, 30 jaar geleden was de Stevenshofpolder nog grondgebied van de gemeente Voorschoten....

vrijdag 19 september 2008

Vuurwerk aan de Weissensee



Om 5 uur zou de wekker aflopen. Zoals gebruikelijk was ik voor die tijd al wakker: ik was ’s nachts al 4 keer naar de w.c. geweest. De gebruikelijke spanning, die zich in mijn lijf op die manier ontlaadt. Voor de triatlon en de marathon vertoon ik dezelfde verschijnselen, slecht slapen en een zeer actieve stoelgang. Toch was de week Weissensee zeer ontspannen begonnen. Op vrijdag 21 januari vertrokken we met zijn zessen op 1 uur per trein naar Oostenrijk: Andrea Landman, Paul Verkerk, Theo Schouten, Wil Verbeij, Hen van den Haak en Bert Breed, om de volgende ochtend om 11 uur bij hotel die Forelle onze intrek te nemen. Het was van hier 100 meter lopen naar het kleine meer. Om 12 uur hadden we onze schaatsen onder onze voeten om met Letty Ruhaak, Pieter Smit en Sjaak Stuyt, die in hetzelfde gebouw verbleven, ons eerste rondje van 25 kilometer te rijden. Vooral op het grote meer was het ijs van uitzonderlijke kwaliteit. Er waren zelfs grote stukken zwart ijs. Kennelijk stond deze vakantie onder een gunstig gesternte, want volgens velen was het ijs in 15 jaar nog nooit zo goed geweest. Tijdens de eerste ronde bleek echter al, dat een klapschaats met recht een KLAPschaats is, als je in een scheur rijdt. Letty, Pieter en Hen zouden de eerste dag al hardhandig kennis maken met de verder spiegelgladde ijsvloer. Na een eerste dag met voor allen een rustige opbouw liepen in de dagen daarna de opbouw naar de Alternatieve Elfstedentocht op 28 januari 2005 behoorlijk uiteen. De één zocht het in de 59 kruiden van Alpenkräuter, de ander ging tussendoor rustig een dagje langlaufen, een derde bouwde langzaam het aantal kilometers op.

Persoonlijk hield ik het bij kilometervreten. Met 4 dagen op rij rond de 100 kilometer schaatsen ging ik tegen iedere trainingsleer in. Maar ja, ik kon de verleiding niet weerstaan. Schaatsen op natuurijs in nu eenmaal zo ontzettend leuk…. Op woensdag hadden we als groep 100 kilometer getraind in het rijden in een rustig tempo en in het aflossen van elkaar. Met tegenwind was de 2 meter lange Wil Verbeij voor iedereen de ideale windbreker. We hadden een gezellige groep. Zo gezellig, dat Frau Müller, de eigenaresse, ons bijzonder nauwgezet in de gaten hield. Vooral de vuurpijlen, die Theo en Wil ’s zaterdags gekocht hadden, zorgden behalve voor veel grappen en grollen, voor haar speciale belangstelling. Toen bij de buren een vuurpijl afgestoken werd en Sjaak daarna vanaf zijn balkon een perfecte imitatie van een gillende keukenmeid gaf, ging prompt bij ons de telefoon: of wij vuurwerk afgestoken hadden? Vanaf maandag druppelde de Proteq- en de DSB-ploeg langzaam binnen bij "Die Forelle".

We kregen steeds meer en steeds beter contact met Daniëlle Bekkering, Jan Maarten Heideman, Ruud Borst, Peter de Vries, René Ruitenberg, Piet Kleine en Peter Baars, de zoon van mijn nicht Jenny Breed. Ondanks de gezelligheid, het vele lachen en het ontspannen toeleven naar de 200 kilometer sloop toch langzamerhand de stress erin. Op zich normaal, want zonder (positieve) stress kun je niet tot presteren komen. Zo zaten we om half 6 aan het ontbijt, waarbij het eten moeilijker naar binnen ging als anders. Na een laatste bezoek aan het toilet werd om half 7 een stevige laag vaseline aangebracht op gezicht, tenen en geslachtsdelen. Het vroor op dat moment 15 graden. Na de klûnschaatsen onder mijn Rossignol-schoenen geklikt te hebben, kon de groep IJVL-ers, aangevuld met Thijs Smit, Jilles Kinkel en Sjoerd Kruijff, naar de startplaats rijden in het schijnsel van een mijnwerkerslamp. Om 7 uur klonk, na een paar doffe “ploenk’s” van het ijs, het startschot. In een laag tempo begonnen we in de schemering in de grote meute de eerste kilometers af te leggen, elkaars naam roepend om elkaar niet kwijt te raken. Wil begon in de schemering het tempo te verhogen. “Rustiger” riep ik, maar veel effect had dit niet. Feitelijk hadden we vanaf het begin te maken met een Alternatieve Elfstedentocht met 2 snelheden: Theo, Wil en Sjoerd wilden doorkachelen, Letty, Andrea, Hen en Bert wilden een iets lager tempo. Zo reden we naar het eerste keerpunt bij Dolomietenblick, waar de snelle groep op de langzame wachtte. De temperatuur daalde tijdens de eerste ronde naar min 18. Gelukkig was het vrijwel windstil, zodat de kou nog net te harden was. Ondanks de trage start en het wederom uit elkaar trekken van de groep door de snelheidsverschillen en het vervolgens op elkaar wachten, werd de eerste ronde afgelegd in 1 uur 10 minuten. In de tweede ronde herhaalde dit patroon van harmonicarijden zich. Douwe Kinkel, die zijn schaatsen in het hotel had laten liggen, kwam ons achterop gereden en zou de rest van de dag met de langzamere groep meerijden, terwijl de snellere groep, Theo, Wil en Sjoerd, die elke ronde wel een paar keer viel, het tempo verhoogde en in ruim 9 en half uur binnen kwam. Bij die Forelle stopten we om bidons te verwisselen. Ik was niet scheutig genoeg geweest met vaseline en had donkerrode lippen. Nel Stuyt smeerde een extra laag bij mij en Andrea als bescherming. Even sloeg de angst toe, dat bevriezing in het gezicht de tocht zou verknallen, zoals een pijnlijke spier bij de rechterenkel dat vanaf kilometer 7 had gedaan, maar gelukkig trok de pijn bij iedere afzet geleidelijk weg. De tweede ronde werd ook in 1 uur 10 volbracht, net als de derde ronde, die gebruikelijk verliep: bij iedere drinkpost namen we wat te eten en te drinken en ik ging 2 keer per ronde plassen. Wel was er een wind opgestoken, die uit variabele richtingen kwam, met vooral tegenwind tussen kilometer 6 en 8 en meewind richting Techendorf. Vlak voor de derde ronde volbracht was, ging Andrea keihard onderuit, toen ze in een scheur reed. Haar rechterschaats schoot weg, alle adem ging uit haar longen. Gelukkig bleef het bij de schrik en kon ze haar klûnschaats weer aanklikken en verder rijden. De vierde ronde was er één met nog meer wind. Sjaak Stuyt had ons al op een ronde gezet, toen Hen flink onderuit ging bij kilometer 4. Zijn klapschaats zat naast zijn potje. Woest trapte hij een paar keer op het ijs en zowaar: de schaats schoot goed. De wind was nu meer uit het westen, hetgeen tegenwind naar Techendorf toe betekende. Terwij Pieter ons ook een rondje gelapt had, zorgden Nel en Paul weer voor de verversing. In 4 uur 50 hadden we de helft van de tocht erop zitten. De wind was nog sterker geworden. Richting Dolomietenblick ging het lekker, ondanks pijn in het linkerdijbeen en de eerste en enige val van de vakantie. De Rossignol-klûnschaatsen werken wat dat betreft prima. Meestal rijd je gewoon uit de scheur. Uit ervaring wisten we: na 120 kilometer begint het pas echt. Het soepele schaatsen maakt plaats voor zwoegen. Arthur van Winsen, Wouter van Riessen, Hans Rodenburg, Thijs Smit en Jilles Kinkel hadden ons ook op een ronde gezet. Richting Techendorf hadden we geluk. We konden vrij snel aansluiten bij een groep van 30 man, waarvan Rijn IJsselstreek het meeste kopwerk deed. Net als de meeste ploegen reden zij in dezelfde kledij. Wij reden als zooitje ongeregeld met een bonte mengeling aan kleuren en kleding, in de luwte in een rustig tempo achteraan tot kilometer 17, waar Douwe onderuit ging. Zodoende moesten we helaas de groep laten lopen. Op het einde van ronde 6 zorgden Nel en Paul voor de nodige voeding en vocht. Om half 3 zat driekwart van de tocht erop. We wisten nu zeker, dat we het gingen halen. Ik kwam Dick Witteman tegen, die ik ken van de ijshal in Leiden. Hij bood aan, om een ronde als windbreker te fungeren. Dit was een geschenk uit de hemel. De wind was weer eens gedraaid en richting Dolomietenblick vrij hevig. In een rustig, gelijkmatig tempo reden we naar het keerpunt toe, telkens mensen oppikkend, die in hun eentje tegen de wind in ploeterden. Na de gebruikelijke drink- en plaspauze bij Dolomietenblick ging een vrij grote groep richting laatste ronde met Dick als voorrijder. Helaas deed de linkervoet niet meer, wat het moest doen. Peter Witteman kwam ook onze gelederen versterken. Bij het ingaan van de laatste ronde om kwart voor 4 verlieten de gebroeders Witteman onze groep. Zelf had ik een kleine inzinking en moest ik de groep, waar ik de hele dag mee gereden had, lossen. Douwe zei tegen mij, dat hij er ook aardig doorheen zat, maar hij kon toch het tempo van de rest van de groep aanhouden. Toch was er een groot verschil met de andere inzinkingen, die ik tussen de 140 en 180 kilometer gekregen had. Toen stond ik helemaal geparkeerd, nu kon ik gewoon door blijven harken. Paul nam de rol van windbreker over van Dick. Tevens voorzag hij me van een energiedrank, die de vetverbranding flink op gang zou brengen. Na de voorspelde 20 minuten ging het schaatsen inderdaad wat makkelijker. Bij kilometer 6 werden we ingehaald door een trio, waar we ons bij aan konden sluiten. Toen Paul in een scheur reed, bleven ze keurig op ons wachten. Na Dolomietenblick was het 16 kilometer vooral meewind. We kwamen in een groep van een man of 20 te zitten, waar we mee reden tot het kleine meer. Onderweg namen we de tijd om te genieten van het uitzicht op de besneeuwde bergen, die door de laagstaande zon een schitterende oranje gloed hadden gekregen. Net of je in een Kerstkaart schaatste. Vlak voor het keerpunt aan de westzijde zagen we Hen, Douwe, Letty en Andrea rijden, die een kilometer voorsprong op ons hadden. Vlak na het laatste keerpunt viel de groep door een paar valpartijen in het schemerduister uiteen in diverse kleine groepjes. Na 10 uur 16 minuten en 2,8 seconden gleed de transponder voor de laatste maal over de streep, ruim 2 minuten na “mijn groep”. Andrea en Letty hadden, net als Theo, Sjoerd, Thijs en Jilles, voor het eerst van hun leven de afstand van de Elfstedentocht volbracht, en dat nog wel in een keurige tijd! De meeste anderen, waaronder ondergetekende, reden een persoonlijk record. Ondanks het reeds vroege afzien was het mijn makkelijkste 200-kilometertocht, mede door het uitblijven van een echte inzinking. Het inleveren van de transponder was in de feesttent, waar ik de eveneens gefinishte Ton Togni en Luit Bloem, die de week erop nog 2 keer de 200 kilometer zou rijden, tegenkwam. Vervolgens naar die Forelle geschaatst. Na 202 kilometer in een verkwikkend bad de schade opgenomen: gelukkig geen bevriezingsverschijnselen. Daarna naar Ada gebeld, terwijl Hen een vrij koude en Theo een koude douche namen.

Om 7 uur gingen we naar het hotel, waar een uitgelaten stemming heerste. Iedereen, die aan de tocht was begonnen, had deze uitgereden. Na de maaltijd werden alle 16 toertochtrijders op een leuke manier door René Ruitenberg in het zonnetje gezet. De dames kregen een glaasje champagne en een kus van Peter de Vries, de heren van Daniëlle Bekkering. Sjaak Stuyt, die in 7 uur en 9 minuten als eerste de tocht volbracht had, werd extra in het zonnetje gezet. “Speech, speech” begon René Ruitenberg. “Zou ik niet doen” waarschuwde ik: “Hij is wethouder geweest”. Na het proosten kwam het grote moment: eindelijk mochten de 3 vuurpijlen afgestoken worden! Hans Müller vertelde, waar ze afgestoken mochten worden, terwijl Sjaak al fluitend een paar gillende keukenmeiden ten gehore bracht. In een euforische stemming trokken we naar kamer 4, waar 11 personen bier en Alpenkräuter verorberden. Ook Douwe en Jilles kwamen nog even langs. De grappen en grollen wisselden elkaar in hoog tempo af. Het onderwerp vaseline kwam vaak ter sprake, met als hoogtepunt een heuse vaselinewasstraat. Om de IJVLers een volgende keer duidelijker herkenbaar te maken: volgende keer schaatsen in Lederhosen!

Ondanks de vermoeidheid van de tocht slecht geslapen, doordat het lichaam vol zit met allerhande stoffen, die de slaap tegenwerken. Dit herkende ik van andere 200-kilometertochten. De volgende ochtend nog ongeveer 14 kilometer gereden, de totaalstand van een 8 schaatsdagen op de Weissensee op 675 kilometer brengend. Voor we naar de trein gingen, zagen we dat “ons” hotel ook op het Open Nederlandse Kampioenschap goed presteerde. Zowel Daniëlle Bekkering als Peter Baars werden nationaal kampioen. In het hotel werd deze dubbelslag uiteraard gevierd. Dit was een mooie afsluiting van een perfecte week aan de Weissensee.

Originaliteitsprijs



Misschien niet de beste, maar wel de leukste voorbereiding op de taartenwedstrijd is om een dagje te gaan schaatsen op Flevonice in Biddinghuizen. Drie geplande data waren vervallen, omdat het 5 kilometertraject eruit lag wegens te hoge temperaturen. Van een paar mensen, die er in de Kerstvakantie geweest waren, had ik gehoord, dat de kwaliteit van het ijs slecht was bij temperaturen boven 5 graden Celsius. Op 16 februari waren de weersomstandigheden goed: ’s nachts vroor het, overdag zou het een graad of 3 worden, terwijl de zon de hele dag scheen.
Om 6 uur ging de wekker. Ontbeten, om half 7 op de fiets naar het Centraal station en met de fiets in de trein naar Harderwijk. Hier vandaan was het nog 15 kilometer tegen de wind in fietsen, grotendeels over de NAP-route, die je vlak bij Flevonice brengt. Om half 10 betaalde ik de € 15,- toegang en begon ik aan mijn eerste rondje. Het vroor nog steeds een graad of 4, dus het ijs was lekker hard. Met een koude wind had je echt het gevoel, dat je op natuurijs reed.
En dat was ook precies de kwaliteit van het ijs: uitgetrapt natuurijs. Wie het vergelijkt met de goed geprepareerde kunstijsbanen van Leiden en Haarlem, zal wellicht teleurgesteld raken. Maar wie het vergelijkt met natuurijs, doet de ijsvloer meer recht. Met natuurijs heb je ook allerlei oneffenheden en ribbeltjes, goede stukken en delen van mindere kwaliteit. Met mijn kluunschaatsen ging het prima, maar ik kan me voorstellen, dat klapschaatsen voor dit ijs wet minder geschikt zijn. Over het algemeen gleed het ijs goed, alleen het stuk tussen kilometer 1 en 2 was matig met een paar versmallingen en met ’s middags een rubber mat op het ijs om 2 meter dooiijs klunend te overbruggen.
’s Ochtends was er al 1 kluunplek: een bruggetje van platen, waar tractoren overheen kunnen rijden, zeer strategisch gelegen pal voor de koek- en zopietent! Vooral ’s middags was het hier gezellig druk. Zelf maakte ik geen gebruik van deze faciliteit, daar ik bij het beginpunt mijn rugzak met eten en drinken langs de baan had gezet, waar ik iedere ronde, indien gewenst, wat brandstof tot mij kon nemen.
Met een paar IJVL-jongeren heb ik in totaal 4 rondjes gereden, met mijn zwager Anton Buijs, die in Harderhaven woont, reed ik ook nog een paar rondjes. Als voorbereiding op natuurijstochten is Flevonice ideaal. Met windkracht 4 a 5 kon je op de langere stukken het tegen de wind in schaatsen goed trainen, door de oneffenheden in het ijs moest je geconcentreerd blijven schaatsen, terwijl je door de grote drukte op deze fraaie winterdag ook af en toe moest slalommen bij het inhalen van de rugzaktoeristen. Zelfs het klunen kon je oefenen. Kortom, vlak voor een natuurijsperiode is Flevonice een ideale plek om alle vaardigheden, die nodig zijn voor natuurijstochten, te trainen.
Om half 4 moest ik de baan verlaten, na 21 ronden oftewel 105 km schaatsen, daar ik om kwart over 7 Carl Flaman zou vervangen in Leiden. Met duizenden anderen had ik een heerlijke dag gehad! Op de fiets naar Harderwijk en met de trein naar Leiden en om 7 uur at ik nog even een patatje en een frikadel, niet bepaald sportvoeding, maar iets warms eten is toch wel lekker.
Na schaatsles gegeven te hebben, kwam het toetje van de dag: de taartenwedstrijd. Zowel bij mezelf als bij de ijzers was de scherpte er af. Bij de ijzers was dat niet zo’n probleem: ik beschik over een reserve paar ijzers, die ik er zo onder kan klikken.
Daar ik na zo’n heerlijke voorbereiding toch geen potten zou kunnen breken, kon ik er maar beter een feestnummer van maken. De kluunschaatsen had ik al aan en met een skibril, een bivakmuts onder de Fryslânmuts en een rugzakje om reed ik de 2 en de 4 rondjes. (Bovenstaande foto's zijn van een jaar eerder, toen de taartenwedstrijd in het carnavalsweekeinde viel.)
Met 50.42 zat ik, geheel volgens de verwachting, ruim 5 seconden boven mijn p.r., op de 4 rondjes reed ik met 1.28.77 tot mijn stomme verbazing slechts 3 seconden boven mijn beste tijd. Maar de grootste klapper van de avond was voor Jurgen van Heemst, die met 1.31.00 op de 2 ronden ruim 1 minuut van zijn p.r. af reed.
Bij de prijsuitreiking bleek, dat ik voor het eerst van mijn leven met schaatsen een prijs had gewonnen: de originaliteitsprijs. Ik mocht een extra groot stuk taart. Daar de taart op de tafel bij de studenten stond, kon ik plichtsgetrouw mijn belofte aan Jaap de Gorter inlossen. Wegens ziekte van zijn moeder had hij mij gevraagd: Wil jij mij afmelden en je een beetje over de studenten ontfermen? Het eerste had ik al gedaan, het tweede gedeelte van mijn belofte kon ik nu inlossen. Tot kwart voor 2 heb ik me lachend aan de gezellige tafels 1 en 2 over de studenten ontfermd!
De volgende dag kon ik ’s middags in het lentezonnetje met nog een vliesje ijs op de boerensloten gewoon 10 km hardlopen. Pas in de laatste kilometer ging ik de bovenbenen een beetje voelen. Maar ondertussen had ik wel mooi de originaliteitsprijs eraf gelopen!

maandag 15 september 2008

Coolsingel

Na het herfstweer met veel regen in de voorafgaande week, was het op deze zondagmorgen prachtig weer. Een strakblauwe lucht. Om half 10 vertrok ik in mijn sportkleren naar Rotterdam, waar de halve marathon op het programma stond. In de trein zat ik met een andere loper, die in mei in Leiden 1.42 op de halve had gelopen: een superdebuut.
In de sportzaal van het Albedacollege lieten we onze sporttassen achter en we begaven ons naar de Coolsingel, waar de elite om 11 uur al was vertrokken. Het startschot voor de minder getalenteerden klonk om 10 voor 12. Terwijl we richting Maasboulevard liepen, zagen we de Kenianen al op de finish afstormen: binnen het uur de halve marathon. Meer dan 21 km per uur: op een gewone fiets moet je flink doortrappen om dat te halen.
We liepen een kleine 5 kilometer over de Maasboulevard tegen de wind in. Het was behoorlijk warm en het werd nog veel warmer met de wind in de rug na het keerpunt. We liepen naar de Coolsingel en begonnen aan de tweede ronde. Met 2 keer een 5 km net in de 25 minuten lag ik goed op schema, maar halverwege had ik toch een kleine inzinking. Op het traject naar de Coolsingel stond geen drinkpost, alleen een sponzentocht. Toch kan ik dit de organisatie niet aanrekenen. Zelf had ik gewoon een flesje water mee moeten nemen! De drinkpost bij de Coolsingel en een energiegel brachten me echter vrij snel weer een beetje op schema.
Bij de Maasboulevard aangekomen hoorde ik mijn naam roepen. Mijn zus Tineke en mijn zwager Johan kwamen mij aanmoedigen. Deze supporters even de hand geschud, heel eventjes gepraat en daarna maar weer op zijn Rotterdams: geen woorden maar daden. Met bijna 27 minuten ging deze 5 km wat trager, maar met 1 uur 49 minuten 26 bleef ik keurig binnen mijn doelstelling: binnen de 1.50. Ik had te weinig kilometers in de benen voor een snellere tijd.
Bij het Albeda College aangekomen zag ik Jos Dohle, Marieke van Hoek en Suzanne Mulder, die de hele marathon gingen skeeleren bij Rotterdam on Wheels. Met Arthur van Winsen, die ook aan dit evenement meedeed, kon ik de volgende ochtend in zijn praktijk bij de halfjaarlijkse controle de ervaringen uitwisselen over deze prachtige sportdag in Rotterdam. Arthur was in het begin met het snelste peloton mee gegaan en moest op een gegeven moment lossen. Er zat echter niemand achter hem. Bij het wielrennen hebben ze daar een mooie uitdrukking voor: "Hij zwemt". Dus Arthur moest wachten op een achteropkomende groep, die hij in de laatste ronde ook moest laten gaan. Zijn tijd was 1.30, terwijl hij ook wel eens 1.22 gehaald had. Typisch een geval van jezelf opblazen. Iedere duursporter maakt dit wel eens mee: je gaat heel lang mee in een net iets te hoog tempo, en ineens is het over en uit en moet je afhaken.
Hoewel traplopen de eerste dagen niet mijn favoriete bezigheid was, ga ik de goed georganiseerde halve marathon van Rotterdam zeker nog een keer lopen, want het is toch wel een bijzondere ervaring om als Ajax-fan zo'n hartelijk onthaal te krijgen op de Coolsingel.

vrijdag 12 september 2008

Fietsen voor de Waddenzee


Voor iedere sporter is er een eerste keer. Je ontdekt de sport, die bij je past, en je raakt er verslingerd aan. Bij mij was het de ontdekking van de duursport. Ergens in het voorjaar van 1978 hoorde ik op de radio, dat er een protestfietstocht langs de Waddenzee zou komen. Dit om de milieuvervuiling en andere bedreigingen van dit prachtige natuurgebied aan de kaak te stellen. 
Als voetballer op een zeer laag niveau bij DIOS 8 was ik met mijn haar tot halverwege mijn rug nou niet bepaald het toonbeeld van een sporter.
Integendeel: in mijn vrije tijd was ik barkeeper bij het alternatieve jongerencentrum "De Hobbit" in Nieuw-Vennep, waar ik zeer regelmatig met daglicht naar huis vertrok om te gaan slapen om 's middags weer acte de presence te geven. Mijn buik was dan ook een rasechte bierbuik. Op een gegeven moment woog ik 80 kilo, toch wat zwaar voor iemand van 1 meter 73. Maar de vele nachtdiensten hadden hun werk dan ook gedaan.
Als voorbereiding op de 3 weken fietsen van Den Helder naar Esbjerg in Denemarken reed ik op mijn opoefiets een rondje Haarlemmermeer, met het naar de Ringvaartdijk fietsen vanuit Nieuw-Vennep ruim 70 km. Op vrijdag 21 juli 1978 vertrok ik met een veel te zwaar beladen opoefiets naar Den Helder. Het was die dag noordwestenwind, dus dat betekende meteen 100 km tegenwind. Een leuk begin.

Gedurende de fietstocht overnachtten we vaak in sporthallen en scholen, maar soms ook in boerenschuren en een keer sliep ik zelfs achter de bar. Een meevaller was de meewind op de Afsluitdijk. Felix Luitwieler van de Waddenvereniging had de leiding van deze protesttocht, die met wisselende aantallen personen gefietst werd. Ruim 100 mensen fietsten de volledige 1500 km, en per etappe kwamen er mensen bij of gingen er mensen af. In de grote Duitse steden als Bremen en Hamburg reden we met zo'n 400 fietsers, een behoorlijk lange stoet.
Bij de 100 mensen, die de volledige tocht naar Esbjerg reden, waren er zo'n 25 zonder versnellingen. Er vond dus regelmatig een afscheiding plaats, daar wij de groep met versnellingen niet bij konden houden. Zo misten we aardig wat "Veranstaltungen" maar daar stond een hoop gezelligheid tegenover. Tegen de tijd, dat de sprekers bij de protestbijeenkomsten klaar waren, sloten wij weer aan. Maar om te zeggen, dat we dat erg vonden, nou nee....
Zelf trok ik veel op met Sanne Baessler uit Bremen ("Wird es doch noch gemütlich") en met Ali Jansen uit Zwolle. Diverse mensen dachten, dat wij broer en zus waren. We lieten hen graag in die waan. Trouwens, met 8 zussen boven me maakte eentje meer ook niet zoveel meer uit.
Het leuke aan deze fietstocht langs de Waddenzee was, dat je de volksaard van de 3 landen goed leert kennen. In Nederland was alles wel geregeld, maar uit de losse pols. Toen we in Duitsland kwamen merkte je pas, hoe georganiseerd dit land wel niet is. Iedere dag kregen we een gedetailleerd overzicht met "genau" hoeveel kilometer het tot welke plaats was en een vrij exacte aanduiding van de tijd. Bovendien was er in Duitsland van de eerste tot de laatste kilometer politiebegeleiding: motoragenten voor en achter het grote peloton. Ook dat moesten de achterblijvers missen....
Een keer reden we op een zeer warme dag langs een meertje. Plotseling stopten de fietsers, vrijwel iedereen deed zijn of haar kleren uit en onder het toeziend oog van die Polizei doken wij naakt in het meertje om een kwartier later verfrist weer op de fiets te stappen. Nu ik het toch over zwemmen heb: op een dag sliepen we in een school, die naast het zwembad lag. Na een dag fietsen waren we in dat Noordduitse stadje wezen stappen. Om een uur of 12 liepen we met een groep van een man of 20 terug naar school. Onderweg kraakten we het zwembad om er nog even wat baantjes te trekken. Een Duitser kwam naar ons toe en vroeg: "Wer ist ihr Führer?"
Dat niemand de leiding had bij dit zooitje ongeregeld, dat was bij die brave borst nicht im Frage.
In Denemarken aangekomen was alles nog veel losser georganiseerd dan in Nederland. We kregen bij wijze van spreken alleen het slaapadres mee en hoe laat we konden eten.

Als jongen van het vlakke land vond ik het glooiende Jutland het mooiste stuk van de fietstocht langs de Waddenzee. Zo mooi, dat ik het jaar erop met mijn vriendengroep uit "De Hobbit", Nel Arends, Bas en Mark Warnink, Joep Kapiteyn, Tim de Beer en Ali Jansen in Denemarken op fietsvakantie ging. Tijdens deze fietsvakantie ontdekte ik de humoristische trollentekeningen van de Zweedse kunstenaar Rolf Lidberg. Diverse karikaturen, waarin de menselijke zwakheden door de trollen worden schitterend uitgebeeld, zijn op mijn blogspot te vinden.
Fietsen voor de Waddenzee had mij besmet met het virus van de duursport, en dan met name de trainingsvorm, die mij het beste ligt: extensief duur. Bovendien was ik door het fietsen van 1500 kilometer in 3 weken 3 kilo kwijtgeraakt. Een goed begin voor het krijgen van een wat sportiever lijf.
Behalve dat ik de duursport ontdekt heb, ben ik in de jaren daarna zeer actief geworden in de anti-kernenergie beweging. Bij vrijwel iedere blokkade van kerncentrales of atoomtransporten door Breek Atoomketen Nederland was ik, net als een aantal andere deelnemers aan de protestfietstocht naar Esbjerg, van de partij. Zo ook bij de blokkade van Dodewaard in oktober 1980. Hier leerde ik Ada Buijs kennen, met wie ik al ruim 25 jaar getrouwd ben. Het regende pijpestelen en ik had een broek, waarvan ik dacht, dat die waterdicht was. Niet dus. Van Ada mocht ik haar trainingsbroek lenen. En ja, die moest ik natuurlijk wel terug brengen....
Zelfs het pad der liefde begon met sportkleding!

woensdag 10 september 2008

Roeien met de riemen die je hebt

Een van de studentes in onze droogtrainingsgroep, Hetty, had contact met Asopos De Vliet, een roeivereniging in Leiden. Voor ons had ze geregeld, dat we, in plaats van de reguliere training, op dinsdagavond bij Asopos terecht konden. Op een mooie septemberavond fietsten we daar naar toe. Er waren 2 viermansboten en 2 stuurmannen, die alles in goede banen moesten leiden. Allereerst gingen we droog oefenen. In een hal lag een rasterwerk, waarin de stoeltjes en de riemen bevestigd waren. Hier leerden we de elementaire beginselen van de roeikunst. Hoe moet je de spanen houden, wat moet je doen en vooral: wat moet je niet doen. Nadat beide groepen een minuut of 10 geoefend hadden was Joost dusdanig overtuigd van ons natuurtalent, dat we in "de vier" mochten. Het begon ermee, dat we zo'n boot te water moesten laten. Normaal doen we dat met een fles champagne, maar helaas, wij werden geacht het nu met spierkracht te doen. Dit onderdeel lukte, de boot bleef drijven en nu mochten we instappen, wat al een hele kunst op zich was. In deze boot zouden Jaap, Marc, Jos en Letty onder leiding van Hetty proberen om niet om te slaan. Zelf zat ik in de paarse boot en na het volgende mailtje: "Net terug uit la douce douce France, kom ik in ieder geval wel graag kijken hoe jullie (kopje onder) gaan..." was ik blij, dat ik met de schrijver van deze tekst, Annerieke, in de boot zat. Mocht het mis gaan, dan zou het leedvermaak niet eenzijdig zijn. Hen en Wil completeerden deze voor Londen 2012 genomineerde zware vier. Dan gaf duidelijke instructies en terwijl het begon te schemeren begonnen we met het altijd lastige keren. Toen dat gelukt was, moesten we een bruggetje passeren, waarbij we de riemen zo veel mogelijk in moesten houden. Het verwarrende met roeien is, dat alles net anders gaat dan je denkt: als je helemaal achteraan zit, ben je ineens nummer 1. Het duurt even, voor je dit door hebt, zodat de instructies in het begin niet helemaal overkwamen. Maar gaandeweg ging het steeds beter. De misslagen werden minder, je wist, hoe je je spaan moest houden om de boot te stabiliseren en af en toe begon het echt op roeien te lijken. Vooral na het keerpunt, toen we een wedstrijdje hielden tegen de andere boot, ging het af en toe lekker snel. Hen gaf een mooi tempo aan en zo lang we dat maar goed volgden, scheerde de boot aardig snel over de brede sloot. Helaas maakte ik af en toe een misslag, waardoor het tempo wat stokte, zodat we de boot van Hetty niet konden verslaan. Is het bij roeien trouwens niet het gebruik, om na winst de winnende stuurman in het water te jonassen? Het was al donker, toen er afgemeerd was. Uitstappen is ook een heel ritueel, maar ook dat lukte. Helaas, Annerieke..... 
Daarna was het een kwestie van er voor zorgen, dat je je scheepjes op het droge hebt. De boten werden afgespoeld, afgedroogd en weer op zijn plek in de loods gelegd. Na een verkwikkende douche had Hetty in de kantine voor appelvlaai en warme chocomel gezorgd. Terwijl de voorspelde regen naar beneden kwam, namen wij nog een biertje. Nu is het bij een nieuwe sportactiviteit altijd de vraag, welke spieren je de volgende dag het meest gaat voelen. Zelf had ik mijn buik- of rugspieren verwacht, maar tot mijn stomme verbazing waren het mijn kuiten. Kennelijk te veel op kracht afgezet en te weinig op souplesse. Maar al met al was het een leuke training geweest. Hetty, bedankt voor de goede organisatie en wat mij betreft is het voor herhaling vatbaar. 

maandag 8 september 2008

Vlietloop

Bij de laatste droogtrainingen voor Dartmoor stond een pittige piramide touwtjespringen op het programma, gevolgd door een piramide op de schaatsplank en tot slot schaatsstappen in de elastieken. Daar de kuiten tijdens het wandelen in het zeer heuvelachtige Engelse land deze spieren ook flink beproefde, had ik 2 weken niet hardgelopen, toen de eerste droogtraining op het programma stond: standtraining.
Hoewel er nog maar 2 september op de kalender stond, was het compleet herfst. Regen en een heuse storm.
Er stond maar een klein clubje op de parkeerplaats in Katwijk-Noord. Onze trainer Pieter had een simpel, maar loodzwaar schema: een minuut voluit lopen, een minuut dribbelen, en na vier van deze series 3 minuten serierust: rustig dribbbelen en de spieren losgooien. Deze serie herhaalden we dan nog 3 keer. Naar Noordwijk toe, met windkracht 7 in de rug, was het allemaal prima te doen, maar met de wind tegen was het een heel ander verhaal. Jaap, Jos, Sjaak en ondergetekende zwoegden de 4 kilometer terug, alsof we in de elastieken liepen en iemand ons tegenhield. Gerard Driessen heeft altijd als stelregel: "Als je niet moe bent van een training, heb je niet goed getraind." Welnu, deze strandtraining was zeer goed!
Op het strand waren we 1 kitesurfer, een wandelaar en 3 ruiters tegengekomen. Dat zijn er wel eens meer geweest....
De zondag daarop zou ik met Jaap de Vlietloop in Voorschoten gaan doen. Het weer had wederom een herfstachtig karakter, met buien en vrij veel wind. De Vlietloop is een gemoedelijke, niet al te drukke loop, zodat je na 2 kilometer de ruimte hebt om je eigen tempo te lopen. In het begin vrij rustig aan gedaan: de eerste 5 kilometer in 25.07 seconden. Bij de Korte Vliet, waar we halverwege waren, ben ik gaan versnellen. De tegenwind langs het water stelde na de strandtraining niets meer voor. De tweede 5 kilometer ging in 24 minuten precies. In 50.35 had ik de 10,4 km als 77e van de 184 gefinishte mannen volbracht. De 10 km wilde ik volbrengen binnen de 50 minuten, dus de doelstelling was gehaald. Jaap was teleurgesteld over zijn tijd van 51.38 ("Ik loop de 10 km niet eens meer binnen de 50 minuten"), tot hij hoorde, dat het de tijd van de 10,4 km was.
Samen fietsten we weer naar Leiden. Na een duurloop is er eigenlijk niets beter voor je spieren, dan ze op de fiets rustig pedalerend weer soepel te trappen.

zaterdag 6 september 2008

Schaatsles voor beginnende schaatsers


Bij het geven van schaatsles aan beginnende kinderen is het van groot belang om het volgende in het achterhoofd te houden: er zijn altijd kinderen bij, die angst hebben om te vallen. Deze angst moet eerst weggenomen worden, voor je daadwerkelijk iets kunt leren. Ik begin dus altijd met valoefeningen: maak je klein en val voorover of opzij en probeer je val te breken.
Achterover hangen en de kont steeds dichter naar het is brengen tot je valt kan ook, maar daarbij heb je een klein risico, dat iemand letterlijk op zijn achterhoofd is gevallen.

De eerste echte oefening, die ik altijd laat doen is rechtop staan op twee schaatsen en deze dan voorzichtig om en om naar voren en naar achteren bewegen, steeds een klein stukje verder.
Zo krijgen ze het gevoel, dat je kunt glijden op de smalle ijzers.
De volgende oefening noem ik de aaphouding. Ga als een aap staan, doe desnoods de oe-oe geluiden erbij en de roffel op de borst van een gorilla, en laat ze zo een aantal keren een klein stukje heen en weer schaatsen.
De tweede vaardigheid is het steppen. Laat kinderen doen, alsof ze op een step rijden: eerst alleen met het linkerbeen afzetten, daarna alleen met het rechterbeen. Vervolgens laat je 4 keer afzetten met links en 4 keer met rechts, daarna 2 keer met links, 2 keer met rechts en tenslotte om en om! Later in de les kun je dit om en om afzetten terug laten komen met “giraffenpoten”. Je maakt met de afzet je benen zo lang mogelijk!
De derde oefening kun je de pinguïn of de ijsbeer noemen: de schaatsen schuin naar voren bewegen. Met deze oefening leren kinderen, dat ze niet te recht en niet te schuin moeten glijden, maar een beetje schuin naar voren.
De vierde schaatsbeweging is de ooievaar: laat kinderen zo lang mogelijk op 1 been glijden, met het andere been gebogen zoals bij een ooievaar. Uiteraard wissel je hierbij steeds van been.
Een oefening, die kinderen altijd leuk vinden, is deze: laat ze een meter of 10 vaart maken. Vervolgens maken ze zich klein en glijden met 2 schaatsen zo lang mogelijk door. De kinderen zijn verbaasd, hoe lang ze wel niet kunnen glijden met een paar slagen.
Een goede balansoefening is deze: laat ze als een vogeltje klein beginnen en steeds hoger “vliegen” met de armen bewegend als vleugels. De variant is precies omgekeerd.
Een zinvolle oefening is om de kinderen in tweetallen in te delen. De eerste gaat in de aaphouding zitten, de tweede duwt deze een bepaalde afstand, waarna er van plaats gewisseld wordt. Een leuke aansluitende oefening is het treintje, waarbij de trainer zijn kinderen trekt al locomotief met een paar wagons.
Mijn ervaring met kinderen is, dat dierenverhalen er altijd in gaan. Hoe jonger de kinderen, hoe korter de spanningsboog. Je kunt de oefeningen een paar minuten doen, daarna doe je een ander “dier”, maar het dier komt wel regelmatig weer terug.
Hou de kinderen constant bezig. Kinderen, die te lang stil moeten staan, willen nog wel eens aan elkaar gaan “plukken”. Vooral jongetjes hebben hier een handje van. Zo lang je ze bezig houdt met oefeningen, heb je geen ordeproblemen.
Aan het eind van de les kunnen we, mits de ruimte het toelaat, eventueel een spelletje als tikkertje of schipper mag ik overvaren doen.
Nog even een slotopmerking: één trainer per 5 kinderen biedt ook de mogelijkheid op 2 trainers per 10 kinderen. De eerste trainer geeft de uitleg van de oefeningen, de tweede helpt dan met name de zwakkere broeders en zusters, die veel individuele begeleiding nodig hebben bij deze oefeningen. Na zo’n 18 jaar lesgeven aan beginnende kinderen weet ik uit ervaring: dit werken in tweetallen werkt uitstekend!

vrijdag 5 september 2008

Dartmoor



Dit is een dag uit de wandelvakantie, die ik met mijn vrouw Ada eind augustus 2008 in Dartmoor gehouden heb.

Sunday, August 24th
Om 7 uur wakker en nog wat gelezen in "The hound of the Baskervilles" van Arthur Conan Doyle, spelend in het desolate Dartmoor. Om kwart over 8 zaten we aan het ontbijt. Ada had gepocheerd ei, Bert ook, maar dan met bacon erbij. Verder waren er 3 geroosterde sandwiches met marmelade, cornflakes en gedroogde vruchten. Om 9 uur verlieten we met een stevige bodem Furzeleigh Mill Country House. Bij de brug over de Dart wachtten we op de dubbeldeksbus, die ons naar Ivybridge bracht.
In Ivybridge wees een vrouw, die in bus X38 stapte, waar the Two Moors Way begon. En inderdaad, op de aangegeven plek vonden we MW onder elkaar, het symbool van onze tocht vandaag. We liepen over de brug bij de waterval om een kijkje te nemen in dit typisch Engelse plaatsje.
Het pad begon meteen te klimmen. In het Engels zeggen ze dan a steep hill. Over het trottoir klommen we steeds hoger, tot we na de brug over de spoorbaan vrij snel een public footpath in moesten. Langs de heggen klommen we verder, tot we op de kale ruimte kwamen. Het boekje van the two moors way gaf aan, dat we een grasachtig pad tussen de varens moesten kiezen tot de oude railway. Het probleem was, dat er diverse paden zo liepen. Uiteindelijk kwamen ze allemaal op de oude trambaan uit.
Van hier had je een prachtig uitzicht over de omgeving. Ivybridge zag je ver beneden je liggen.
De trambaan was af en toe een kleine beek. Door de natte augustusmaand was er zeer veel water, dat in kleine stroompjes naar beneden kwam zetten. Je moest voortdurend alert zijn, waar je je voeten neerzette. De oude trambaan liep langzaam maar gestadig omhoog. Doordat het pad af en toe bochten maakte, had je pachtige uitzichten, die elke keer weer anders waren. We zagen een paar hardlopers, die hier de heuvels op zwoegden: dat is nog eens trainen!!
Na ruim een uur klimmen begon de lucht te betrekken op een dusdanige manier, dat er regen uit kwam zetten. In de regen kwamen we een vijftal Britse wandelaars tegen. Een vrouw in het gezelschap vroeg, hoe ver het naar Ivybridge was. "We have been climbing for one hour and a half, so it must be an hour." "Yes, than we can go to the pub."
We trokken onze regenbroeken aan en zie, het werd droog. Een stukje verderop aten we om 12 uur, na 2 uur klimmen, de boterhammen met chocola. We keken uit op kale bergtoppen, met een grote roofvogel, die in de verte loerde op een prooi. Na de pauze maakte de weg een bocht en hadden we een totaal ander uitzicht, met de Erme diep beneden ons. Het klimmen werd eindelijk dalen. Er waren prachtige vergezichten op deze bewolkte dag.
We kwamen langs de oude afgravingen voor klei voor porcelein. Hoewel we zeer hoog liepen (ruim 400 meter hoog) werd het pad steeds drassiger. Soms was het pad over meer dan 100 meter totaal ondergelopen. Door het gras zochten we dan een drogere route. De man in het shirt met Vegan runner, die we ruim een uur tevoren gezien hadden, kwamen we weer tegen. Hij was aan het trainen voor de marathon. Hij redt het wel!
Het boekje gaf aan, dat "the most challeging part" van the two moors way eraan kwam. Toen de trambaan na de tinafgravigen dood liep, werd het pas echt spannend. We moesten zonder enige richtingaanwijzing letterlijk een pad over Dartmoor zien te vinden. We volgden een vrij steile afdaling, maar dit bleek toch de omweg te zijn. Er was een nog veel steilere afdaling naar de stenen brug over de Avon.
Langs de beek werd het af en toe behoorlijk drassig. Steeds waren we op zoek naar een zo droog mogelijke route. In het boekje stond, dat er een ford kwam. Deze doorwaadbare plaats was echter zo breed, dat we er alleen met droge schoenen overheen zouden komen, als we onze schoenen in de hand zouden nemen, met het risico om onderuit te glijden op de vele losse stenen. Er was echter een alternatief: de heuvel op klimmen en dan over een brug een ander pad volgen. Wij kozen de laatste mogelijkheid.
Halverwege de klim lag op de andere oever de ruïne van een kerkje. Het beloofde bruggetje zagen we echter nergens. We volgden een vrij droog pad verder omhoog, tot we een paar rotsblokken zagen, waar we het snel stromende beekje over konden steken. Het pad liep verder omhoog, tot het doodliep op een volgend beekje. Terug. Psychologisch altijd een vervelend punt. Met behulp van een paar grote stenen staken we ook deze beek over.


In het boekje had Ada gezien, dat ter hoogte van het kerkje het alternatieve pad moest lopen. Het was echter vooral nat en drassig. Berts sportschoenen waren behoorlijk nat en na een meter of 10 gelopen te hebben zagen we nog niets, wat op een pad leek. "Laten we naar de doorwaadbare plaats gaan" zei Bert, "Daar weten we zeker, dat the two moors way loopt."
Zeer voorzichtig en een beetje mopperend liep Bert daar in het zompige hoogveen.
"Waar is je avonturiersgeest gebleven?" vroeg Ada. Dat had ze beter niet kunnen zeggen, want dit zette Bert meteen op scherp en hij stapte gewoon linea recta naar de ford toe, uiteraard met kletsnatte sokken en schoenen. Ada was wijzer!
Aan de Avon pakten we het duidelijk zichtbare pad weer op. We klommen steeds verder omhoog over de heuvel, tot we een stuwmeer zagen aan onze rechterhand. We waren, ondanks boekje, gedetailleerde kaart en kompas, verkeerd gelopen. De waarschuwing in het boekje, dat je in dit gedeelte van Dartmoor makkelijk kunt verdwalen, bleek te kloppen.
Maar geen nood, er bleek een ander pad te lopen, the Abbot's way. Bij het stuwmeer moesten we de loop van een ander beekje volgen en deze ter hoogte van een andere voorde zien over te steken. Uiteindelijk werd het slootje springen, hetgeen met een rugzak om toch wat lastiger is. Maar we haalden het en konden de volgende heuvel beklimmen.

De zon was intussen weer door de wolken gebroken en op de top werden we beloond met het mooiste uitzicht van de dag. Aan de ene kant lag het ruige Dartmoor, dat nog onder een grijs wolkendek schuil ging, aan de andere kant de lappendeken van het landelijke Engeland met weilanden, akkers, heggen, bosjes, huisjes en dorpjes. Adembenemend mooi.
Via het public footpath daalden we af naar de Furze. Onder een beuk met een enorm met mos begroeid wortelstelsel aten we de koek, die we 's ochtends bij een benzinestation in Ivybridge gekocht hadden, voor we aan de laatste etappe begonnen.
Al snel kwamen we uit bij een weg. Buckfast 2,5 miles wees de ene kant op, Buckfastleigh 2,5 de andere kant op. We kozen voor Buckfast in de wetenschap, dat er een kortere binnendoorweg was. Door het hek met het woord "Private" lieten we ons niet weerhouden. Over de geasfalteerde holle weg daalden we af, tot we bij Camphill community uitkwamen,een antroposofische gemeenschap.
Langs beek en bos liepen we naar Buckfastleigh, waar we een geopende supermarkt aantroffen. Dat verwacht je niet op zondagmiddag om kwart voor 6. Met wat proviand voor de volgende dag wandelden we door het lieflijke Buckfastleigh naar Furzeleigh Mill Country House, ons hotel, waar we onze baggerschoenen maar uittrokken, voor we naar binnen liepen. Het was kwart over 6, de wandeling was om 10 uur begonnen in Ivybridge.
Ada douchte zich eerst met de stop in het bad. Bert kon genieten van een half gevuld bad. Ada benutte het badwater om de vieze sokken en Berts stinkende t-shirts te wassen, terwijl Bert het dagboek bijwerkte. Om 7 uur gingen we naar beneden om met schone kleren aan plaice (schol) met garnalen danwel lamsvlees met groente te eten. Als toetje konden we uit diverse homemade cakes een keuze maken. Na al dat zwoegen gingen de appelcider en de Jail ale er wel in.
Om 9 uur zochten we onze slaapkamer op om nog wat te lezen of dagboek te schrijven, om 10 uur vielen we als een blok in slaap. We waren moe maar voldaan.