Op een zeer mooie zaterdag in januari 2003 waren we met 8 IJVL-ers naar het huis van Van Huis getrokken, waar we bespraken, waar we zouden gaan schaatsen op natuurijs. De keus ging tussen de Alblasserwaard, de Rottemeren en de Nieuwkoopse plassen. Na ampel beraad kozen we de laatste mogelijkheid. In 2 auto's reden we, Frits van Huis, Bert Schotanus, Mariët Spierings, Wil Verbeij, Hans Boers, Jaap de Gorter, Jos Drabbels en Bert Breed, naar restaurant "de Ziende", waar we onze ijzers onderbonden voor een prachtige tocht tussen zeer veel rietkragen door. Schaatsen op natuurijs is immers onze gemeenschappelijke "Wintertime love"!
Er lag een laag sneeuw op het ijs, zodat je goed kon zien, waar je kon schaatsen: waar sneeuw lag, had het een week lang gevroren, en dat was dus redelijk betrouwbaar. Mooi zwart ijs daarentegen, hoe verleidelijk ook, was van recenter datum en dus onbetrouwbaar. De sneeuw had echter één groot nadeel: je zag de scheuren niet. Na 100 meter kwam ik zo met een flink vaartje in zo'n onzichtbare scheur vast te zitten en maakte zodoende een pijnlijke knieval.
Opstaan en doorgaan. Met pijn kun je immers ook schaatsen. Je laat je het schaatsplezier op een mooie windstille dag met temperaturen net onder nul niet ontnemen door een vroege buiteling. Met een pijnlijke rechterknie reed ik achter het zevental aan over de Meije. Eerst schaatsten we tussen de rietkragen door, vervolgens reden we naar het dorpje Meije. Op dit stuk kwamen we flink wat bruggen tegen. De meesten konden we bukkend passeren, slechts een paar keer moesten we klûnen.
Na het dorpje gepasseerd te zijn kwamen we bij de rietkragen uit. Zigzaggend reden we door dit prachtige natuurgebied naar het plaatsje Noorden toe. Hier moesten we over een stuk zwart ijs. De ervaringen in Giethoorn hadden diverse personen toch wel voorzichtig gemaakt, zodat we zo dicht mogelijk langs de rietkragen dit stuk overstaken. In Noorden namen we een korte eetpauze, alvorens door te rijden naar Woerdense Verlaat.
Het ijs was op dit stuk beduidend minder van kwaliteit, met zeer veel scheuren. Diverse personen kwamen zodoende ook onprettig met het ijs in aanraking. In Woerdense Verlaat staken we klûnend de dam over, waarna een stuk zeer slecht ijs volgde met dooiijs aan de randen. Dit deed ons besluiten om niet bij de sluis over te steken, maar terug te schaatsen naar Noorden.
In een snackbar bestelden we tosti's, broodjes, koffie, warme chocomel e.d. Hier zaten we ruim een half uur. Douwe en Jilles Kinkel kwamen ook binnen en vertelden, dat de Grecht tussen Woerdense Verlaat en Woerden 8 km prachtig zwart ijs had. Derhalve reden we weer naar de dam toe. Aanvankelijk zag ik dat niet zo zitten, want ik had in de snackbar toch behoorlijk wat last van mijn knie gekregen. Maar kennelijk kwam dit door het stilzitten, want naarmate we langer schaatsten, werd de pijn minder.
Mariët had ondertussen ook een knieval gemaakt, zodat we op de Grecht de achterhoede vormden van ons groepje. We konden hoe dan ook genieten van heerlijk, sneeuwvrij glijijs. Een gouden tip van de Kinkels. In Woerden zaten de anderen al te eten, toen we daar aankwamen. Daar schaatsen toch wel hongerig maakt, volgden wij dit voorbeeld.
Op de terugweg reden Mariët en ik wederom in een heerlijk duurtempo, dat je uren vol kan houden, achter de anderen aan. Ondanks dat we een eind achter lagen, merkte je toch wel het verschil tussen geoefende schaatsers en zij, die niet iedere week trainen: we zijn op de 8 km niet één keer ingehaald, we haalden alleen maar in.
Bij de sluis kwamen we Letty Ruhaak en Pieter en Thijs Smit tegen, die hun wagen in Woerden hadden geparkeerd.
Vanaf Woerdense Verlaat reden we over de Meije terug naar ons startpunt. Een prachtige tocht in de schemering, met wel om de 100 meter een bruggetje. We hebben in ieder geval vaak moeten bukken. Soms heeft het voordelen als je klein bent.... Bij het dorpje Meije kwamen we Joost Wösten tegen, die nog naar Woerden wilde schaatsen in zijn eentje. Dit hebben we hem uit zijn hoofd weten te praten, want in het donker zie je alle eendenwakken niet en dan wordt schaatsen in je eentje al spoedig zwemmen bij het eendje.
Zodoende reden we met 9 IJVL-ers naar restaurant "de Ziende", waar we nog even wat gingen drinken en na konden genieten van een 90 km lange tocht op een prachtige winterdag. Zelf kon ik nog 3 weken na "genieten" van een gekneusde rechterknie. Wijs geworden rijd ik daarna altijd met kniebeschermers. Je weet immers maar nooit, wanneer je weer een knieval moet maken....
Op vrijdag de 13e gaan schaatsen draagt een zeker risico in zich. Aanvankelijk waren we van plan het volgende verhaal niet verder te vertellen, maar daar het de IJVL reeds doorgezongen heeft, is het beter om het als ooggetuige aan het woord te komen.
Welnu, rond 9 december 2002 begon het dankzij transportkou in Nederland flink te vriezen. De harde noordoostenwind voorkwam, dat de sloten al snel dicht lagen, maar op woensdag 11 december kon je voor het eerst deze winter op natuurijs.
Jaap de Gorter kwam op het illumineuze idee om naar Giethoorn te gaan in het weekend. Hij had daar een paar keer gewandeld en hij wist een leuk hotel aan het water. Er was nog plek in hotel "de Harmonie", gelegen op de plek van het afgebrande hotel, dat bekend was geworden door de humoristische film "Fanfare" van Bert Haanstra.
Na wat rondbellen hadden we een groepje van 6 IJVL-ers: Jaap de Gorter, Wil Verbeij, Jos Drabbels, Arien Stuijt, Hen van den Haak en Bert Breed. Na op donderdag de smaak van het schaatsen op natuurijs op ondiepe plassen en sloten geproefd te hebben, konden we 's avonds de schaatsen nog even slijpen en de boel pakken voor de volgende dag. De plannen veranderden nog een beetje: Sjaak Stuijt, Frits van Huis en Kees Olsthoorn zouden ook meegaan, maar zij zouden vrijdagavond weer terugrijden naar Leiden. Het zou iets anders lopen....
Twee auto's met 4 personen vertrokken onafhankelijk van elkaar naar Giethoorn, terwijl Jaap met trein en taxi naar de plaats van bestemming trok. Om half 12 waren we allemaal bij hotel "de Harmonie". Na de droge kleren in onze kamers gezet te hebben, bonden we onze schaatsen onder en rond het middaguur reden we door Giethoorn-Noord onder de bekende hoge bruggetjes door. Genieten dus.
Daar Frits had gezegd, dat we nu maar een klein rondje zouden schaatsen, lieten we onze rugzakken bij het beginpunt staan. Het tempo lag vanaf het begin flink hoog. Net als de dag ervoor betekende dat, dat ik de hele middag aan de staart van de groep zou bungelen, maar nog vaker, dat ik gewoon achter deze groep aan zou rijden tot het moment, dat het even stil zou vallen, als er gekluund moest worden of als er gezocht moest worden naar de juiste route.
Via een klein meertje kwamen we bij een sloot met 3 lage bruggen. Deze voerde ons naar Giethoorn, bekend van alle mooie foto's. Even voorbij Giethoorn kwamen we een man tegen, die ons vertelde, dat hij in Zwartsluis was gestart. Daar konden we dus ook naar toe. Via een sloot tussen de rietkragen door schaatste de groep in hoog tempo zuidwaarts, twee meertjes langs de rand passerend. Het ijs was op de meren wisselend van kwaliteit: veel grondijs of hobbelig ijs, afgewisseld met spiegelglad zwart ijs. Het ijs op de sloten had veel minder last gehad van de wind en dat was over het algemeen goed glijdend ijs. Tenslotte kwamen we op een driesprong: linksaf konden we naar Zwartsluis, rechtsaf naar Belt-Schutsloot. We kozen voor Zwartsluis. Op 100 meter klûnen na konden we in dit plaatsje aan het Zwarte Water komen, maar er was helaas geen plek aan het water, waar we wat konden eten of drinken. We maakten dus rechtsomkeer en reden naar Belt-Schutsloot, waar we in het kleine café aan de haven koffie of warme chocomel met slagroom met appeltaart nuttigden.
Alleen Sjaak reed is zijn eentje nog een half uur rond, terwijl wij ons laafden. Met zijn negenen reden we daarna noordwaarts. Zo kwamen we bij de Belterwiede. Hier moesten we kiezen: terug door de rietlanden of over het maagdelijke ijs van het meer. En ja, op vrijdag de 13e wil de keuze soms verkeerd uitvallen, dus werd er gekozen om het meer dwars over te steken. In het begin was het hobbelig ijs, maar na 100 meter kregen we prachtig zwart ijs.
Bij de dijk aangekomen zouden we een stuk moeten klûnen om vervolgens op een ander meer rechtstreeks naar Giethoorn te kunnen schaatsen. Overmoedig geworden door de geslaagde tocht, viel de keuze niet op de veilige route, maar werd gekozen voor het avontuur. Op zo'n 50 meter uit de kant reden we met de wind in de rug met een flinke snelheid over het Belterwiede. Sjaak wist daar nog een brug te liggen, die ons via een paar rietsloten naar Giethoorn zou leiden.
Zo ver zouden we echter niet komen. Halverwege het meer ging het mis. Vier van de vijf koplopers zakten door het ijs. Alleen Frits, die een meter of 20 links van de groep reed, ontsprong de dans. Arien was binnen een seconde uit het water, Jos deed er een seconde langer over. Wil was met 5 seconden uit het water, maar toen was er even paniek: Sjaak was onder het ijs geschoten. Gelukkig wist hij op eigen kracht snel het wak te vinden, zodat hij na zo'n 15 seconden gewond uit het ijs gehesen kon worden. Het ijs op de rand van het windwak was zo dik, dat er 5 man konden staan.
Jaap en Bert reden snel maar voorzichtig naar de weg, om auto's aan te kunnen houden. Jaap liep door naar de parkeerplaats, terwijl Bert auto's tot stoppen probeerde te bewegen. Een echtpaar uit Giethoorn was eerst doorgereden, maar iets in de gebaren van Bert zei hen, dat het toch ernstiger was dan alleen natte kleren. Ze keerden om en zo stonden er 2 auto's gereed, toen de pechvogels van het ijs kwamen.
Sjaak had een flinke jaap op zijn schedel en diverse kleine verwondingen aan zijn hoofd en met een verband om zijn hoofd werd hij samen met zijn zoon naar de lokale huisarts gereden. Jos en Wil werden in de andere wagen naar het hotel gebracht.
Voorzichtig reed het overgebleven vijftal terug, de sporen van de heenweg nauwkeurig volgend. Een tweetal schaatsers, dat in onze voetsporen was getreden, wezen we op het gevaar en zij reden met ons mee terug.
Bij de Blauwe Hand staken we klûnend de dijk en de brug over en vervolgden daarna over het volgende meer de tocht naar Giethoorn. De zon begon al te zakken en zette het plaatsje in een schitterende oranje gloed. Om 4 uur waren we bij het lage bruggetje, waar een flinke plas bloed op het ijs lag. Kennelijk iemand anders, voor wie vrijdag de 13e geen geluksdag is...
Bij het hotel gekomen hoorden we van Arien, die net onder de warme douche vandaan kwam, dat Sjaak door de dokter, die zelf de dag ervoor door het ijs gezakt was, gehecht was. Daar hij water in zijn longen had gekregen, werd hij later op de middag naar het ziekenhuis van Meppel gebracht ter observatie: hij kreeg antibiotica om een eventuele longontsteking te kunnen onderdrukken.
Wil ging ook naar de huisarts toe, daar hij pijnlijke ribben had overgehouden aan zijn onvrijwillige duik in het water: hij had een paar ribben gekneusd. Al met al werd het een vrij chaotische avond met zeer veel mobliel gebel."
"Over een jaar maken we er geintjes over" zeiden we, om de zaak te kunnen relativeren. Twee weken later bleek dat inderdaad al het geval. We maakten grollen over het NK wakzwemmen in Giethoorn met als hoofdprijs een volledig verzorgd weekend Meppel.
Om een uur of 9, na een voorgerecht gegeten te hebben, gingen Frits en Kees naar Leiden terug, terwijl de rest in Giethoorn bleef.
De volgende ochtend ging Arien met de taxi naar het Diaconessenhuis in Meppel, terwjl wij nog een uur of 3 in en om Giethoorn schaatsten: uiteraard alleen waar anderen al gereden hadden. Daar het tempo iers rustiger was dan de voorgaande dagen, hadden we ook tijd om te genieten van het Venetië van het Noorden en het prachtige natuurgebied De Wieden.
Om 1 uur verlieten we het ijs. Na nog wat gegeten en gedronken te hebben, gingen we op weg naar huis, uiteraard via het ziekenhuis van Meppel. Met Sjaak ging het al een stuk beter, hoewel hij nog een nacht langer ter observatie moest blijven.
Al met al hadden we een onvergetelijke schaatsdag gehad, die samengevat kan worden in de gevleugelde uitdrukking uit de Friese Beerenburgerreclame: "It kin net." In het Nederlands te vertalen als: "'t Kan nat."
Iedere zichzelf respecterende sporter komt, behalve de man met de hamer, ook Erica Terpstra een keer tegen. Er is in Nederland immers niemand te vinden, die vaker startschoten lost, stempelt of op andere wijze duidelijk aanwezig is bij aansprekende sportevenementen.
Zo ook op 8 maart 2001, bij de start van de 24 uur van de Uithof, waar Douwe Kinkel en ondergetekende het genoegen mochten smaken om de IJVL te vertegenwoordigen bij een in de ogen van Erica Terpstra belangwekkend sportevenement. Als de triatloncommissie nog iemand zoekt voor het startschot geeft bij de run-skate-run van 2010.....
In een mistige Uithof vertrokken zo'n 50 doordouwers om 8 uur, een tiental voor een etmaal schaatsen, de rest voor wat realistischer afstanden. Douwe had een blessure als gevolg van een val op het ijs en hij zou wel zien, waar het schip zou stranden. Dit bleek ruim 50 ronden verder te zijn.
De mist beloofde snel uitgeslagen ijs, hetgeen uitkwam, dus een half uur glad ijs en anderhalf uur werkijs. Ik zat in een treintje met 6 Scheveningers, die in januari voor niets naar de Weissensee gereden waren, waar ze geen meter geschaatst hadden. Eén persoon hield de rondetijden van gemiddeld 59 seconden bij. Om de 10 ronden nam een ander kop. Zelf draaide ik ook mee in het kopwerk.
De eerste 10 km ging in 26.08, 3 minuten langzamer dan vorig jaar, maar na 270 rondjes had ik mijn eerste p.r. van het seizoen te pakken: 4 uur 28.27 op de 100 km, ruim 3 minuten sneller. Vlak voor de 300e ronde ging mijn voorganger onderuit. Ik kon hem niet meer ontwijken en viel over hem heen. Meteen schoten mijn benen "vol". Ik kreeg een heuse inzinking.
Een extra eet- en drinkpauze genomen en proberen de man met de hamer te overwinnen door langzaam 5 rondjes te rijden voor de volgende pauze. Meestal ovewin je een inzinking zo na 10 á 15 km, maar vandaag kwam dit punt echter niet. De vorm was redelijk, maar de scherpte van vorig jaar ontbrak, ondanks een duidelijk verbeterde techniek. De oorzaak: twee zweepslagen tijdens de droogtraining. Gelukkig was er sprake van een evenwichtige trainingsopbouw: in juni de linkerkuit, in september de rechterkuit. Al met al was mijn zomertraining behoorlijk in de war gestuurd.
Dat was dit hele seizoen merkbaar in een duidelijk mindere vorm. Wie nog twijfelt aan het nut van droogtraining, moet maar eens met me komen praten.
De inzinking bleef dus, dus ook het "schema" van 5 rondjes rijden en dan pauzeren. Vooral het linkerbeen wilde niet meer. Druk zetten op de linkerschaats lukte niet meer goed. Maar stukje bij beetje vorderde de tocht op de Uithof. Toen ik nog 50 km te gaan had, kwam de IJVL-jeugd trainen. Zij gaven me net die stimulans om door te zetten, toen ik het het hardste nodig had.
Vermoeidheid heeft effect op het concentratievermogen. Ik vergat mijn schaatsbeschermers uit te doen, toen ik een paar rondjes met Ada Breeuwer op wilde schaatsen. Een fraaie smak op het ijs volgde.
Intussen waren de ronden veel ruimer geworden: van de binnenbaan naar de buitenban. Het was dus verantwoord om het schema te veranderen van 372 meter per ronde naar 400 per ronde. Dat betekende dus 500 ronden in plaats van 540. Dat past ook in het beeld van het hele seizoen: net niet! De volle 200 km werd een kleine 200, maar zo kon ik me toch een beetje sparen voor de wintertriatlon van 18 maart. Op die zondagmorgen bleek het rijden van 500 ronden vlak voor de triatlon geen succes. Ik kon absoluut geen kracht uit de benen laten komen. Het verlies ten opzichte van mijn p.r. bedroeg dan ook 23 minuten.
Tergend traag vorderde de tocht. Om 8 uur 's avonds had ik de 1000 bochten doorgeworsteld. De officiële tijd stond op 10 uur 50.23. Het verval in de tweede helft was enorm. Maar ja, een inzinking van 80 km maak je ook niet iedere dag mee. Als je mij voor de keuze stelt, wie ik liever tegenkom, de man met de hamer of Erica Terpstra, nou, dan weet ik het wel.....
Om 6 uur verliet ik het huis , om met de trein en de tram naar de Uithof te gaan, alwaar ik om half 8 binnen wandelde. De bikkels van de 24 uur waren al aanwezig of kwamen net binnen. TV-West was al aanwezig om Ton Rueck te interviewen. Deze organisator was een van de 7 deelnemers aan de 24 uur van de Uithof in maart 2000. Om 8 uur klonk het startschot en kon ik beginnen aan mijn 200 kilometer.
In een rustig maar pittig tempo reed ik mijn eerste 27 rondjes in 23.08.97. Dit betekende, dat de eerste 10 km 42 seconden sneller waren dan mijn officiële p.r. op deze afstand. Na wat gedronken te hebben, sloot ik aan bij een peloton van een man of 20. In de slipstream reed ik zo de tweede 10 km, om vervolgens na 48.03 weer wat te gaan drinken. Dit patroon van om de 10 km stoppen om wat te gaan drinken, zou ik de rest van de dag zo veel mogelijk volhouden: dus 20 x 10. Het eerste uur reed ik gemiddeld 25 km. Na de derde pauze was ik net te laat om bij het peloton aan te sluiten. Toen maakte ik de fout om dat gat zo snel mogelijk dicht te rijden. Ik voelde het aan mijn bovenbenen. Ik bleef lekker aan de staart van het peloton hangen, tot het tempo aan de kop omhoog ging van rondjes 53 naar rondjes 47. Dat tempo was mij te hoog om het nog 160 km vol te houden. In eigen tempo reed ik naar 1.41.00 op de 40 en 2.07.41 op de 50 km. Het ging lekker tot de eerste dweilpauze.
Na de dweilpauze ging het nog beter en reed ik een kilometer of 5 aan kop van het peloton. Het was inmiddels veel drukker geworden. Zo'n 150 man reed mee met de diverse toertochtafstanden. Het ijs gleed aanvankelijk weer zeer goed, maar langzamerhand werd het werkijs. Rond de 80 km kreeg ik de eerste dip te verwerken. Even een extra stop om wat te drinken en weer verder. Rond de 90 km moesten we van het ijs voor de tweede dweil. Bij het ietwat onhandig aandoen van de schaatshoezen voelde ik een krampscheut door mijn rechterdijbeen schieten. Het gedwongen kwartier rust kwam me dus niet slecht uit.
Na de pauze begon ik dus voorzichtig. Met 4.31.54 had ik de eerste 100 km erop zitten en kon het aftellen beginnen. De rondjes 53 uit het begin en 57 in de 2e 50 km maakten nu plaats voor rondjes van een minuut. Alles ging redelijk vlat, tot ik na 120 km een inzinking had. Veel drinken, wederom een cyclon-fruitzakje naar binnen gewerkt en iedere keer een paar kilometer rijden en dan weer even rusten. Een kopje soep, dat ik van een van de afhakers kreeg, was zeer welkom.
Het werd steeds stiller op de baan. Ik was kennelijk niet de enige, die de man met de hamer, na 5 uur en 3 kwartier schaatsen, was tegengekomen. Ondanks dat ik de bochten zo min mogelijk met pootje over en zoveel mogelijk "stiekem" naar binnen glijdend, was ik 324 rondjes doorgekomen. Vanaf km 130 was ik de inzinking te boven gekomen. De rondetijden gingen weer omlaag en met name de bochten kon ik weer veel beter doorkomen. Pas bij 150 km zat ik met 7.33.20 voor het eerst op een schema net boven de 10 uur.
Na een nieuwe dweilpauze liep het nog soepeler, terwijl de eerste deelnemers aan de recordwedstrijden op de 1500 meter binnen kwamen druppelen. Tot de 180 km kon ik het tempo goed volhouden. Daarna kwam de man met de hamer nogmaals langs. De laatste 54 ronden zat ik er volledig doorheen. Ralf Nijssen was, na de wintertriatlon, voor de tweede maal een redder in nood. Hij ging in een langzaam tempo voor mij rijden, zodat ik van de slipstream kon profiteren op de niet gedweilde inrijbaan, die steeds stroever werd.
Met drinkpauzes om de 5 ronden en een beschamend laag tempo deed ik bijna 3 kwartier over de voorlaatste 10 km. Met aanmoedigingen van de in groten getale opgekomen IJVL-jeugd (waaraan je kunt zien hoe sterk de IJVL in de breedte is), kwam ik stukje bij beetje de zeer zware bochten door. De laatste 10 waren wel de zwaarste, maar als een paard de stal ruikt gaat het toch iets sneller: 40 minuten, om in 10 uur 25 minuten en 8 seconden over de finish te glijden, een clubrecord vestigend op deze incourante kunstijsafstand. Maar ja, ik ben dan ook minimaal een eeuw te laat geboren om een schaatstopper te worden.
Terwijl ik het strijdperk verliet, hadden de voorste 24-uursrijders al 700 ronden gereden tegenover mijn 540. Ik weet hoe ze zich moeten voelen en heb diep respect voor deze doordouwers, die boven de 500 km uit zouden komen. Van Leiden naar Parijs!
Ondanks de inzinking had ik een goed gevoel over deze 20 x 10 kilometer. Het lichaam kon weer eens ervaren, wat het betekent om een zeer alternatieve Elfstedentocht te rijden, terwijl de mentale weerbaarheid weer eens getest werd. Het is zeer zeker voor herhaling vatbaar, maar laat eerst die echte Elfstedentocht maar weer eens komen.
Tot mijn stomme verbazing kon ik de volgende dagen gewoon traplopen. De inzinking bleek dus geen enkele invloed te hebben gehad. Alleen twee blaren en een licht spierpijntje in mijn rug waren de lichamelijke herinneringen aan deze 1080 bochten. Ondanks 6 liter Extran en andere sportdranken bleek ik de volgende ochtend 2 kilo lichter te zijn geworden. Voor wie af wil vallen is dit dus een uitstekend recept.
Het was de zoveelste heerlijke zomeravond in de maand augustus. Pieter Smit was weer hersteld van de griepachtige verschijnselen en dat hebben we geweten. Er stond een intensieve training op het programma.
Met de schaatsplanken liepen we naar de Bult toe. Bij de kantine van Swift passeerde ik Loek Noest, met wie ik in de winter altijd in de Leidse IJshal schaats. Terwijl ik de schaatsplank voor mijn gezicht droeg, zie ik meesmuilend tegen hem: "Je ziet het, Loek. Ik heb een plank voor mijn kop." "Dat weten we toch al jaren, Bert" was zijn snedige antwoord.
Na twee rondjes inlopen hadden we een piramide op de schaatsplanken. Van 30 seconden naar 1 en anderhalve minuut en in omgekeerde volgorde terug. Van alle oefeningen, die we in de zomermaanden voor onze kiezen krijgen, vind ik de schaatsplank het leukste. Het lijkt het meeste op het schaatsen, terwijl het behoorlijk intensief is, dus goed voor de conditie.
We moesten een rondje van 675 meter lopen op volle snelheid. Jaap de Gorter, die in een gewoon sportshirt trainde, was door het vele sporten al afgehaakt. Zelf begon ik zo hard mogelijk met het verborgen doel om Hans Boers, die het wel aangedurfd had om in het roze shirt van de Wassenaarse zwemloop mee te doen, voor te blijven. Dan had ik daarna kunnen zeggen: "Zie je wel, dat het Dreamteam beter is!" Helaas, 100 meter voor de eindstreep haalde Hans, die gewoon van nature een betere loper is, mij toch in. Met een meter achterstand finishte ik in 2.25. Overbodig om te zeggen, dat ik wijselijk mijn mond hield.
Meteen daarna moesten we in de elastieken 10 keer een heuveltje op sprinten. De eerste keer hield Hans mij tegen. Ook zonder de aanmoediging van Jaap met "Sloop hem" deed Hans dat zo grondig, dat ik zo ver achter de rest eindigde, waardoor Pieter mij ervan verdacht mijn best niet te doen. Pieter nam de taak van Hans over. Iedere verdere sprint omhoog ging ik mijn kuiten meer voelen. Annerieke van der Beek kreeg de lachers op haar hand, toen ze over de na de zoveelste sprint hijgende Jos Drabbels zei: "Jos maakt altijd indrukwekkende geluiden!"
Na een rondje uitlopen volgde nog diverse schaatsstappen heuvelopwaarts. Pieter was blij met de opmerking, dat we moe werden. "Dat was ook de bedoeling. Vandaag was de training intensief". Met het uitlooprondje moest ik uitkijken, om geen kramp in mijn kuiten te krijgen. Maar voor de rest: we waren moe, maar voldaan!
Het was een uitgelezen dag voor een fietspuzzeltocht. Na veel moeite is deze datun een week of 6 geleden vastgesteld. En dan is het toch leuk, als de weergoden dan meewerken. Om 11 uur waren Tim de Beer en zijn neef Peter Zwart als eersten aanwezig.
Joep Kapiteyn kwam een minuut of 10 later en bas en Nel Warnink sloten de rij. In de tuin begonnen we met appeltaart van appels uit de eigen tuin.
Om kwart over 12 vertrokken we voor de fietspuzzeltocht. Ik had iets gedaan, wat mij in 29 jaar niet gelukt is: Ada een zwijgplicht opleggen. Ada kent de omgeving dermate goed, dat ze diverse vragen zo zou kunnen beantwoorden. De tocht begon langs de rand van de Stevenshofpolder. Peter herkende dit stuk van de marathon van Leiden in mei jongstleden.
De tocht voerde langs de spoorbaan naar Duivenvoorde, vandaar langs de Vogelplas naar Stompwijk, langs 't Geertje naar Zoeterwoude-Weipoort om uiteindelijk slingerend door de weilanden via Zoeterwoude-Dorp en Cronesteyn langs de Vliet en de Korte Vliet weer naar de Stevenshof toe te fietsen, al met al een kleine 40 km.
Onderweg hadden we een picknick bij 't Prielenbos. Voorts aten we boerenijs in Zoeterwoude-Weipoort en dronken we witbier op het terras van brasserie Cronesteyn.
Nu is een fietspuzzeltocht vooral leuk, als je er een paar strikvragen en geintjes in verwerkt. Welnu, ik zal er bij deze een paar verklappen.
Op het fietspad langs het spoor in Voorschoten tref je op een gegeven moment 4 veeroosters aan. Nu stonden daar aan de kant waar wij vandaan kwamen 2 bordjes met "Pas op wildroosters". Aan de andere kant stonden ook 2 van die bordjes, één met dezelfde tekst, maar de tweede met "Let op wildroosters". De vraag was: "Hoe vaak moet je oppassen voor de wildroosters?" Het juiste antwoord was dus: 3!
De tweede strikvraag, midden in de weilanden, die uiteindelijk door Ada opgelost werd, was deze: "Wie zijn er te dik?" Iedereen concentreerde zich op een bordje met de uitleg, waarom hondendrollen zo slecht zijn voor de koeien, maar Ada legde na 10 minuten de link met het andere bordje met daarop de tekst: "Honden aan de lijn".
De derde strikvraag was op het Lange Kerkpad. Daar staat midden in de weilanden het beeld van een fors uitgevallen grutto. Vanuit de verte lijkt het een ooievaar. De vraag was: "Op hoeveel plekken kunnen ooievaars landen?" "Geen" kreeg ik als antwoord, maar het juiste antwoord, midden in de weilanden, is natuurlijk "Oneindig veel".
De laatste strikvraag ging voor de start al de mist in. Nel las deze vraag in onze tuin hardop voor: "Hoeveel stoplichten ben je onderweg tegengekomen?" Het antwoord was 0, terwijl de Fietspuzzeltocht door het Kikkerland bijna 40 km lang was! Maar vanuit Leiden kun je op de fiets prima in het Groene Hart komen, zonder door druk verkeer gehinderd te worden. Hoewel: op deze prachtige zondagmiddag was het overal zeer druk met fietsers.
Aan het eind van de middag kwamen Lotte van Walsteijn en Willem Jongsma ook nog langs. In de tuin aten en dronken we daarna gezellig koutend. Na de Fietspuzzeltocht door het Kikkerland genoten we van de "Lazy sunday afternoon".
Vrijdagavond bleek, dat niet alleen ik, maar ook Paul Verkerk, de andere helft van het Dreamteam, last had van griepachtige verschijnselen. Helaas voor Jaap en Hans, ze zouden het derhalve zonder ons lichtende voorbeeld moeten stellen. Maar de Engelsen kunnen het zo mooi zeggen: "Every cloud has a silver lining." Dat geldt dus ook voor het vorige week opgerichte Dreamteam. Paul constateerde in een mailtje terecht: Het Dream Team heeft nog nooit verloren. Onze ongeslagen status kunnen we dus tot nader order handhaven!
Deelname was helaas uitgesloten op deze zonovergoten zaterdag, maar kijken naar het geploeter van Hans en Jaap kon natuurlijk wel.
Op de fiets reed ik naar Wassenaarse slag, en wandelde het strand op, waar het voor Paul en mij vandaag geen "Sea of joy" was. Hans beet de spits af met een kilometer zwemmen in zee. Door de sterke stroming kwam hij ver uit de richting aan land, na bijna 3 kwartier. De eerste 4 atleten waren binnen een kwartier al binnen en omgekleed richting duinen aan het lopen. De eerste was zelfs al na ruim 50 minuten gefinisht! Toch was Hans nog niet de laatste deelnemer, die uit zee kwam.
Jaap liep in ongeveer 50 minuten de 10 km over het loodzware parcours door de duinen. Daar de ruiterpaden genomen werden betekende dat veel mul zand. Een alleszins redelijke prestatie. Hij slaagde er in ieder geval in om niet als laatste van de duo's te finishen. Het reserveteam van de IJVL had zich dus naar behoren geweerd. Als dank voor hun geleverde inspanningen kregen de heren allebei een roze t-shirt. Het stond ze goed. Hierin kunnen ze volgend jaar meedoen met de Gay Parade....
Dinsdag was Pieter Smit, onze trainer bij de droogtraining afwezig vanwege "griepachtige verschijnselen". In deze tijden van Mexicaanse griep is natuurlijk de eerste vraag of deze verschijnselen bij deze griepvariant horen. In ieder geval trainden we onder leiding van Letty Ruhaak op deze warme zomeravond bij station Lammenschans, waar geen enkele trein langskwam doordat door een storing bij Utrecht ongeveer het hele treinverkeer in Nederland plat lag. Aansluitend gingen we naar Cronesteyn, waar we in de elastieken schaatsstappen oefenden. De psychologische oorlogsvoering tussen het team van Hans en Jaap enerzijds en Bert, het lid van het Dreamteam anderzijds, rond de Wassenaarse zwemloop ging volop door met geintjes naar elkaar toe. De volgende dag zou Jaap skeelerles geven. "Je kunt Bert helemaal slopen, Jaap" gaf Hans als advies mee. Dat was niet eens nodig. De volgende dag begon ik last te krijgen van mijn keel, ik kreeg lichte pijntjes in mijn armspieren en een algeheel slap gevoel. Kortom, griepachtige verschijnselen. Soms wil vroeg naar bed gaan nog wel eens helpen. Dat deed ik dus, ondanks dat het buiten nog zeer lang warm was. De slaap kwam desondanks zeer snel, maar de volgende ochtend was het nog niet beter. Het traditionele hardlopen op de dit keer tropische donderdagochtend bleef dit keer achterwege. Ik ben wel wezen werken, maar hield me verder vrij rustig en slikte regelmatig Infludo-druppels. Kortom, door de griepachtige verschijnselen kwam de deelname aan de Wassenaarse zwemloop in gevaar. Het Dreamteam van Paul Verkerk en Bert Breed is hier te zien zijn op de Vogelplas. Het leedvermaak van de tegenstanders van het Dreamteam zal dan niet van de lucht zijn. Ik vrees, dat ik het nog zeer lang zal horen.....
Het leukste van wedstrijden is voor buitenstaanders meestal niet zichtbaar. Dat is namelijk de wedstrijd in de wedstrijd. En nog leuker is de voorpret vooraf. Voor de grote categorie sporters, waartoe ik ook behoor, die niet meedoen om de prijzen, maar die het wel leuk vinden om op ons eigen niveau te kunnen sporten, is er een andere manier om onze krachten te kunnen meten.
En dat is door voor je trainingsmaten te eindigen.
Het wordt nog leuker, als je dan niet als individu in het strijdperk treedt, maar dat je het als team doet. Zo zaten we een paar weken geleden na de droogtraining in de kantine van Swift, toen we het foldertje van de Wassenaarse zwemloop zagen liggen. Jaap de Gorter en Hans Boers waren er al snel uit: zij zouden zich als duo inschrijven. Hans zou het zwemmen van een kilometer in zee voor zijn rekening nemen, Jaap het lopen van de 10 km.
Zelf ging ik op zoek naar een zwemmer, daar dit met afstand mijn zwakste onderdeel was. Ik haalde mijn zwemdiploma pas toen ik 13 of 14 was, ondanks mijn bijnaam "Kikker"! De zwemmer vond ik deze week na dit mailtje: Hans Boers en Jaap de
Gorter doen op zaterdag 22 augustus als team mee aan de Wassenaarse zwemloop: 1 km zwemmen, 10 km lopen. Nu willen de heren graag tegenstand van formaat. Daar zwemmen niet mijn beste onderdeel is, dacht ik aan jou. Zou jij willen zwemmen in het mentaal sterkste team, dan neem ik de 10 km duin- en strandloop voor mijn rekening.
Paul Verkerk zag het wel zitten. En nu begon het steekspel tussen de twee teams. Daar Jaap graag mag jennen en Paul ook graag op een humoristische manier de zaak op scherp mag zetten, zaten we al spoedig in een psychologische oorlogsvoering.
Een handboek op dit terrein is "Asterix en de intrigant" van Goscinny en Uderzo.
Nu kan ik een heleboel over psychologische oorlogsvoering zeggen, maar het is veel leuker om een paar markante zinsneden uit de diverse mailtjes over en weer aan te halen.
De openingszet, waarmee de toon meteen werd gezet:
Ha Bert,
Jaap en Hans hebben wel lef: om ons - het Dream Team - uit te dagen.
Jaap weet dat ik een schouderblessure heb. Mogelijk dat hij het daarom wel aandurft. Op zich vind ik het een mooi plan. Voordat ik echt toezeg wil ik echter eerst weten hoe mijn schouder het houdt. A.s. zaterdag wordt een mooie dag, dus ideaal om naar het strand te gaan en eens een eindje te gaan zwemmen. Ik hou je op de hoogte hoe dit gegaan is.
groet, Paul
Hans reageerde al volgt:
Paul ... en wij komen natuurlijk spioneren naar je vorm
en Jaap antwoordde dit:
ik ben hardlopen in Bonn dit weekend. Dus ik ga niet zwemmen. maar volgend weekend verschijn ik kilo's lichter aan de start.
Paul reageerde: Bert en ik nemen de uitdaging aan. Hopelijk wint het sterkste team.
waarop Jaap dit mailde:
Hoi heren,
nee ik hoop dat hans en ik winnen!
Waarop Paul de zaak weer wat meer op scherp zette:
Tja, ik vind het ook sneu voor Jaap en Hans. Theoretisch kunnen ze inderdaad 2e worden. Ik vrees echter dat ze al blij mogen zijn wanneer hun zwemmer niet verdrinkt en weer levend (met dank aan de kustwacht) het strand op komt. ;-)
groet, Paul
PS Het Dream Team heeft nog nooit verloren. Dat rondje bier zullen jullie dus moeten betalen.
Zelf kon ik het niet nalaten, om na het ontvangen van de informatie over het hoe en wat van de organisatoren van de zwemloop een duit in het zakje te doen:
Hierbij de informatie. Volgens mij hebben we voor het startschot klinkt al gewonnen, want Hans moet zich op tijd melden....
Er is kortom sprake van een heuse Broedertwist!
Dit zal nog wel even doorgaan tot de titanenstrijd, de wedstrijd in de wedstrijd, is gestreden. Want dat is het leuke van psychologische oorlogsvoering: er is geen betere mentale training. Je wilt absoluut niet verliezen van het andere team!
Wat psychologische oorlogsvoering betreft hebben wij als schaatsers een lichtend voorbeeld: Kees Verkerk. Hij was er een grootmeester in. Op de ochtend voor een Europees Kampioenschap kwam hij de ontbijtzaal binnen en zei: "Even kijken, wie er tweede wordt vandaag." Toen hij nog bij zijn voornaamste tegenstander Ard Schenk op de kamer sliep, zei hij: "Lange, wat zie je bleek. Je hebt toch geen ziekte onder de leden?" Ook in de zomermaanden was Kees Verkerk op dit terrein actief. Tijdens de centrale droogtrainingen liep hij de kantjes er van af, om als hij weer thuis was in Puttershoek in zijn eentje het hele trainingsprogramma tot in de puntjes af te werken, de concurrentie daarmee in de waan latend, dat hij zo goed was zonder ervoor te hoeven trainen!
Zo'n natuurtalent ben ik echter niet. Ik ken mijn sterke kanten en mijn beperkingen. Mijn tactiek voor zaterdag zal helder zijn: ik moet Jaap ruim voor de laatste kilometer zien te lossen, want hij kan sprinten en ik niet.
Na afloop van de zwemloop zal het goedmoedig jennen onder het genot van een biertje nog wel even doorgaan. Want dat hoort bij het spel van de psychologische oorlogsvoering.
Begin jaren '70 had Boudewijn de Groot een grote hit met het nummer "Als de rook om je hoofd is verdwenen". Afgelopen vrijdagmiddag was ik op ziekenbezoek bij mijn trainingsmaat Hen van den Haak, die in mijn vakantie is geopereerd. We hadden het over allerlei zaken, en één ervan was het roken. In mijn vriendenkring is er bijna niemand meer, die rookt. Dat was in de jaren '70 wel anders. Je was een grote uitzondering, als je niet rookte.
Een avondje uit betekende voor een niet-roker, de categorie waar ik onder viel, automatisch, dat je verplicht was "mee te roken". Afzuiginstallaties waren in die tijd niet aan de orde, dus de rook bleef gewoon in het café of de jeugdsoos hangen. Zodoende kreeg je ongevraagd flink wat rook binnen.
Wat dat aangaat is er de afgelopen 30 jaar flink wat veranderd. Om te beginnen zijn vrijwel al mijn vrienden met roken gestopt en door Europese regelgeving is de horeca nu nagenoeg rookvrij. Iedere sporter weet, hoe belangrijk gezonde longen zijn. Wat dat aangaat is het heerlijk, dat tegenwoordig de rook om ons hoofd is verdwenen!
We zouden om 8 uur op de fiets naar Oostvoorne zitten om bij onze vriend Paul op bezoek te gaan. Nu hadden we ons een klein beetje verslapen. We werden "pas" om half 8 wakker op deze halfbewolkte zondagmorgen. Ada zat aan het ontbijt me al een beetje op te jagen. Daar ik de afgelopen 2 weken vanwege het vakantierooster alleen op zondag vrij was, vond ik dat niet zo geslaagd.
Om half 9 waren we op de fiets onderweg naar Maassluis over vrijwel dezelfde weg als die we een maand geleden gefietst hadden op de eerste dag van onze fietsvakantie. Er was echter één kleine, maar cruciale wijziging. Ada wilde in Maassluis een andere route fietsen. Deze was minstens een kilometer langer, terwijl we bovendien wel 2 minuten moesten wachten voor een stoplicht. Toen we bij de veerpont aankwamen, zagen we die net wegvaren.
Ik was kwaad op Ada: eerst thuis lopen te jagen, dan flink doortrappen tegen de wind in en dan door zo'n stomme omweg de boot missen! Ik heb het niet gedaan, maar bijna had ik het woord "Vrouwenlogica" in mijn mond genomen. Daar er met mij op dat moment geen goed gesprek mogelijk was, pakte Ada het mobieltje om Paul te melden, dat we wat later kwamen....
Teneinde na 20 minuten wachten nog wat tijd in te lopen, koos Ada de kortste weg: de provinciale weg door Brielle. De saaiste route, terwijl er zoveel mooie wegen zijn tussen Den Briel en Oostvoorne.
Om kwart voor 12 waren we bij het huis van Paul of beter gezegd: zijn tuin. Vrijwel de hele middag hebben we in de tuin doorgebracht en er ook heerlijk gegeten van de andijviesalade met tonijn. Als toetje was er een overheerlijke fruitsalade. Het was intussen zonnig geworden en aardig warm. Paul, Bas en Ada lesten hun dorst met een fles koude, witte wijn, terwijl ik dat deed met 1 Alfa en 2 Palm.
We bekeken op de computer nog even de foto's van de vakantie en konden op internet zien, dat Siebe in de laatste etappe van de Vuelta a Zamora 62e was geworden en in het eindklassement op een keurige 32e plaats terecht gekomen was. Voor ons brak langzamerhand het moment aan om de thuisreis te aanvaarden.
We vertrokken om kwart over 5 bij Paul en Bas en reden langs de noordzijde van de Brielse Maas. Van de alcohol hadden we geen last bij het fietsen, alleen moesten we af en toe een plaspauze inlassen. Maar met windkracht 5 in de rug fietsten we naar Rozenburg, waar we nu wel de boot op tijd hadden.
Met een paar kleine wijzigingen in de route (de omweg in Maassluis en Maasland hadden we dit keer achterwege gelaten) kwamen we om een uur of half 9 thuis, na 111 km gefietst te hebben.
Dit weekend is het 40 jaar geleden, dat het legendarische popfestival Woodstock plaatsvond in Amerika. Het was het hoogtepunt en in zekere zin ook de afsluiting van "the sixties". Daar ik toen als 14-jarige nog geen hippie was en gewoon in Holland verbleef, zal ik dus ook niet kunnen beweren, dat ik "erbij ben geweest". Uiteraard heb ik later wel de film van Woodstock geweest en heb ik genoten van de muziek, die later vaak op de radio te horen is geweest. Het sfeerbeeld van Woodstock als "love and peace-festival" kan niet treffender samengevat worden dan in het protestlied van Country Joe MacDonald: "Feel like I'm fixing to die".
Voor Woodstock was ik dus te laat, zoals ik vaak in mijn leven een laatbloeier ben. Te lang de kat uit de boom kijken of te lang vasthouden aan het vertrouwde maakt, dat ik ook op sportgebied wel eens te afwachtend of te voorzichtig ben. Zo liep ik mijn eerste marathon pas op mijn 47e en ben ik op mijn 54e eindelijk aan het skeeleren. Maar de gevleugelde uitdrukking van Johan Cruijff "Elk nadeel heb zijn voordeel" is ook hier van toepassing. Doordat ik in deze jaren nieuwe prikkels aan mijn trainingopbouw heb toegevoegd, is er nog steeds sprake van progressie. Hoeveel mannen van 54 kunnen dat zeggen?
Vanochtend heb ik gewerkt, zodat ik vanmiddag pas om half 4 kon gaan hardlopen. Met een temperatuur van een graad of 28 was dat behoorlijk afzien. Op het rondje langs het Valkenburgse meer ben ik dan ook geen enkele andere hardloper tegengekomen.....
Het zag er 's middags niet naar uit, dat er 's avonds geskeelerd kon worden. Tot 3 uur regende het flink door. Voor de tuinen was dat trouwens hard nodig. Om half 7 was het grauw, maar wel droog, net als de straten. Maar gaandeweg de avond brak de bewolking steeds meer. De skeelertraining werd om 7 uur gegeven door Jaap de Gorter. Het begon heel leuk. Jaap zegt altijd vol trots: "Omkleden is mijn sterkste punt." Hij deed zijn trainingsjack uit, maar hij had vergeten, dat hij zijn polsbeschermers aan had. Ik mocht hem na een halve minuut wormen uit zijn netelige positie bevrijden. Met 7 vrouwen reden we naar het industrieterrein van Zoeterwoude-Rijndijk, waar we het op- en afstappen van een stoep oefenden om aansluitend 2 keer de lange weg af te rijden. Daarna gingen we naar het Molenpad. Om daar te komen, hadden we enkele voor mij nieuwe hindernissen: een spoorweg oversteken en een tunneltje passeren. Maar ook dat lukte allemaal zonder brokken. (Foto: Gerard Leeuw, 2009) Daar we tegenwind hadden, mocht ik de kop nemen op het vrij smalle Molenpad in een lekker toertochttempo. Je had op dit pad tussen de weilanden tussen Zoeterwoude-Rijndijk en Zoeterwoude-Dorp echt het gevoel, wat je ook hebt met een toertocht op het ijs, als je over smalle boerenslootjes moet schaatsen. Ik moest waarschuwen als er tegenliggers waren en bij obstakels als een bruggetje en een paaltje. Net als op natuurijs. In Zoeterwoude-Dorp keerden we en reden over het Molenpad weer terug naar de prachtige 17e eeuwse wipmolen. Terug op het industrieterrein deden we nog een lange Steigerung. Tot slot mochten we proberen om net als bij het schaatsen het been na de afzet even te laten "hangen". Na de lange weg nog een keer heen en weer gereden te hebben met deze laatste oefening, skeelerden we terug naar De Bult na een zeer afwisselende, speelse skeelertraining. Net als gisteren was dit een echte Jaap-training.
Dinsdagavond kwam Jaap de Gorter de kleedkamer bij Swift binnen en begon meteen op Pieter Smit, de trainer, in te praten: "Pieter, vandaag doen we geen trappen. Ik heb last van mijn knieën, Andrea van haar achillespees en bovendien heb ik een motivatieprobleem." Pieter was even overdonderd, maar toonde zich als goede trainer flexibel genoeg om de training aan te passen. Het zou "een echte Jaap-training" worden. Met de teruggekeerde vakantiegangers, waaronder Frank Damen, die de Mont Ventoux beklommen had, liepen we van De Bult naar Cronesteyn, waar we na het rekken begonnen met een blokje lopen: telkens halve minuut dribbelen met tussendoor een piramide van 15, 30, 45 en 60 seconden redelijk voluit. Het tweede blok betrof wat krachtoefeningen: de opstap: met één been op een bank in de schaatshouding doorzakken en je weer opdrukken, een redelijk zware oefening. Verder bestond dit blok uit schaatsbewegingen maken in de elastieken en buikspieroefeningen. Daar de horzels deze oefening kwamen verstoren, werd het al snel Bert Breed werd wreed: 4 horzels hebben de strijd niet overleefd. Het laatste blok betrof gevarieerde veldoefeningen. Dribbelen rond het veld en dan oefeningen als opdrukken, roeien, hinkelen etc. Nu waren er 4 pubers op het veld, die net wat gevoetbald hadden, die ons aan gingen moedigen als we een van deze oefeningen uitvoerden. Uitgedaagd door ons met "Doe maar mee" kwamen de 3 meisjes en de jongen van een jaar of 13/14 meedoen, waardoor de gemiddelde leeftijd van de trainingsgroep op deze dinsdagavond met ideaal trainingsweer minstens 10 jaar daalde. Na afloop voetbalden Jaap, Hans en ik een kort partijtje tegen de 4 pubers. We wonnen met 4-0. Maar dat was leuk voor de statistiek. Alleen al het partijtje voetbal aan het eind maakte het tot een echte Jaap-training!
Voor degenen, die mij ervan verdenken op zijn of beter gezegd op mijn tijd Oostindisch doof te zijn, hier een waargebeurd verhaal om dat fabeltje te kunnen ontkrachten: na het 10 km hardlopen over de Maaldrift en langs het Valkenburgse meer op zaterdagmiddag in de halfbewolkte maar warme zomerlucht, ging ik me lekker douchen. Hierbij kwam water in mijn linkeroor. Nu gebeurt dat wel vaker, maar dat komt er dan vanzelf uit. Nu echter niet. Mijn linkeroor begon te suizen en ik was aan die kant doof, mogelijk veroorzaakt door een lichte verkoudheid. Zondagmiddag ging ik met Ada een stukje fietsen, door de Vlietlanden naar Zoeterwoude Weypoort, om wat planten te kopen voor in de tuin. Een hobbykweker heeft allerhande leuke planten aan de weg staan. Als je wat gekocht hebt, doe je het geld in de brievenbus. Daarna reden we de weg nog even af voor een overheerlijk boerenijsje. Als lid van de IJssport Vereniging Leiden kan ik dit aan iedereen aanbevelen. Tijdens het fietsen moest ik er voor zorgen, dat ik links van Ada reed, want aan de rechterkant kon ze praten als Brugman, maar dan verstond ik er toch niets van. Natuurlijk kan het soms goed uitkomen, als je niet hoort, wat je vrouw tegen je zegt, maar als je op een mooie zondagmiddag gezellig samen aan het fietsen bent, ligt het toch een tikkeltje anders....
Tijdens de fietsvakantie in Noord-Frankrijk vroeg Ada aan mij, of dit wel het soort vakanties was, die ik wilde, en of ik niet anders zou zijn, als ik een andere vrouw als levenspartner zou hebben. Op de eerste vraag, kon ik volmondig met ja antwoorden. Hooguit zou ik misschien iets vaker een dagje langer op een camping willen blijven om de omgeving van daar uit te verkennen, maar voor de rest zijn dit soort fietsvakanties wel aan mij besteedt.
Op de tweede vraag is natuurlijk geen pasklaar antwoord te geven. Uiteraard had ik over deze vraag ook wel eens nagedacht: hoe zou het leven zijn gelopen, als ik een andere vrouw zou hebben? Maar de vraag naar het eeuwige "Als" is immers niet te beantwoorden.
Natuurlijk ben ik in mijn jeugdjaren regelmatig verliefd geweest, maar om nou te zeggen, dat ik bij de vrouwen een populaire bink was...nou, nee. Achteraf heb ik gewoon geboft, dat ik Ada tegen het lijf ben gelopen. Natuurlijk is het gezegde "Wie met pek omgaat, wordt er mee besmeurd" ook op onze relatie van toepassing. Als partners beïnvloed je elkaar immers constant, en soms ook diepgaand, ten goede of ten kwade. En laat ik maar meteen helder zijn: Ada heeft een enorme positieve invloed op me!
Het leven loopt vaak zoals het loopt. Soms heb je pech, soms heb je geluk. Het is leuk om te filosoferen, hoe het met anderen gelopen zou zijn, maar met de wijsheid achteraf weet ik, dat het in de meeste gevallen geen succesvolle relatie geworden zou zijn.
Het grootste probleem in een relatie vergeten de meeste mensen: je neemt jezelf mee! Nu heb ik een groot aanpassingsvermogen (dat leer je wel met 8 zussen boven je), maar ik ben toch ook wel enigszins eigenzinnig. Sommigen denken zelfs, dat ik eigenwijs ben!
De grootste gaven, die Ada in onze relatie heeft ingebracht, zijn haar positieve kijk op het leven, haar nuchterheid en geduld en de ruimte, die zij me biedt, om mezelf te zijn. Nu klinkt dat laatste vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Hoeveel mannen worden niet gekortwiekt door hun vrouw in bijvoorbeeld het naar hartelust kunnen sporten? Ik zou ze de kost niet willen geven!
Helaas voor mij is Ada een geboren onderwijzeres. Ze kan die educatieve gaven dus volop op mij uitleven. Wat dat aangaat krijg ik een soort permanente educatie. Nu zijn er boze tongen, die beweren, dat ik dat ook nodig heb......
Ook zij heeft haar zwakke kanten. Perfecte mensen bestaan niet en perfecte relaties evenmin. Maar je komt al een heel eind, als je gewoon tevreden bent met elkaar.
En wat is het toch mooi, als je na bijna 29 jaar nog steeds kunt zeggen: "I'm still loving you"!!!
Het is leuk, om te filosoferen, hoe het leven gelopen had, als.....
Maar ik ben tevreden en gelukkig met mijn levenspartner en ik kan uit de grond van mijn hart tegen Ada zeggen: "Ik kon geen betere krijgen!"
Het is deze maand 30 jaar geleden, dat ik tijdens een fietsvakantie met mijn vrienden Tim de Beer, Joep Kapiteyn, Nel Arends, Bas en Mark Warnink en Ali Jansen in Denemarken de trollentekeningen van Rolf Lidberg, die regelmatieg op mijn weblog te vinden zijn, heb ontdekt. Die vakantie reed ik op mijn oude opoefiets zonder versnellingen door het toch wel glooiende Deense land. Dat viel niet altijd mee, want vooral Jutland, of Jylland, zoals de Denen zelf zeggen, is behoorlijk heuvelachtig in het gebied tussen Ebeltoft en Viborg. En dan hebben we het natuurlijk wel over een bepakte opoefiets!
Nu kende ik het boek "De sprookjeswereld van John Bauer" al, een schitterende collectie Zweedse volksverhalen en sprookjes, geïllustreerd door de fameuze John Bauer [1882-1918], die trollen, feeën en kabouters tot leven wekt met zijn betoverende illustraties. De tekeningen van John Bauer zijn vooral melancholiek, terwijl de trollentekeningen van Rolf Lidberg vooral humoristisch en vaak zeer helder van kleur zijn, met vooral ook prachtige luchten. De Zweed Rolf Lidberg is voor mij de grootste trollenschilder, die Scandinavië heeft voortgebracht. Hij overleed in 2005 op 74-jarige leeftijd. Vooral de manier, waarop hij alle menselijke zwakheden en tekortkomingen weet uit te beelden is fenomenaal!
De eerste trollenkaart, die wij ontdekten, was deze muziekgroep. In die vakantie kocht ik een serie trollenkaarten van Rolf Lidberg, destijds uitgegeven door Pictura Grafica in Lund, die ik sindsdien in een wissellijst heb. De serie zomer- en winterkaarten verwissel ik ieder half jaar een keer. Daar de ansichtkaarten na verloop van tijd fletser worden, vraag ik aan vrienden of collega's, die naar Scandinavië op vakantie gaan, of ze "verse voorraad" mee willen nemen.
Tijdens die vakantie zat de muziek van de Duitse folkrockgroep Ougenweide, in Nederland nauwelijks bekend, constant in ons hoofd. We waren een paar weken voor de fietsvakantie door Sjaeland en Jylland naar Rotterdam Folk in De Doelen geweest en hadden we een prachtig optreden van Ougenweide gezien en vooral gehoord. We kenden Ougenweide eigenlijk alleen van hun lp "Eulenspiegel".
Deze Deense fietsvakantie is voor mij dus voor altijd verbonden met Rolf Lidberg en Ougenweide.
De draad is weer opgepakt na bijna 3 weken fietsen. Waar ik zaterdag na 3 weken voor het eerst weer hardliep, had ik op dinsdagavond de eerste droogtraining na 4 weken, terwijl op woensdagavond de skeelers na diezelfde periode weer werden ondergebonden. Op dinsdag was het meteen een pittige training. Bij station Lammenschans zouden we 4 series met 5 verschillende sprongen de trap op moeten doen, waarna we in Cronesteyn nog 20 minuten veldoefeningen zouden doen met als slot nog bochtstappen in de de elastieken. Bij de oefeningen op de trappen, ik geef het grif toe, drukte ik me. Met veel fietskilometers in de benen leek het me niet verstandig om meteen voluit te gaan met deze explosieve sprongoefeningen. Bij de veldoefeningen gold dat ook voor de ganzenpas. De andere keren, dat ik die dit seizoen gedaan heb, kreeg ik last van het kraakbeen in mijn rechterknie. Daar had ik geen zin in. De rest van de oefeningen heb ik redelijk voluit meegedaan. Het leukste moment van de avond kwam, toen we stonden te rekken bij de brug. Een kennis van onze trainer Pieter Smit kwam langs, terwijl Pieter op deze warme zomeravond wat dronk, en zei: "Pieter, dat kun je niet maken. Je beult die studenten af en staat zelf wat te drinken!" En dan te bedenken, dat de gemiddelde leeftijd van de trainingsgroep de 40 ruim gepasseerd is.... Het skeeleren onder leiding van Jens Postma ging meteen soepel. Ik had de slag meteen te pakken. Na het inrijden op de Bult gingen we pootje over oefenen op het ernaast gelegen industrieterrein. Een enigszins vreemde gewaarwording, daar je met skeeleren ook zonder pootje over vrij makkelijk de bocht kunt lopen. Maar daar je het met schaatsen vaak genoeg oefent, lukte het meteen goed. De laatste oefening was een stukje heuvelop skeeleren op de Bult en daarna in de skihouding afdalen. Je maakt dan behoorlijke snelheid. Met alleen maar uitrijden kom je al zeker 500 meter ver, heeft deze 54-jarige student snel berekend.
Het dagboekverslag van zaterdag 26 juli van de mooiste etappe van de Groene Valleien fietsroute.
Dat viel even tegen. Om half 6 werden enkele campinggasten met de auto afgezet op de camping. De radio stond op flink volume en er werd geclaxoneerd bij het afscheid. De slaap wilde niet meer komen. Voor ons was het bepaald geen "Paradise by the dashboard light".
Om half 7 ging ik eruit om Ada's slot te smeren, daar het bijna niet meer dicht ging. Ik lag er over te piekeren en dan kun je er beter voor zorgen, dat het probleem er niet meer is.
Tot half 8 bleven we doezelen. Daarna wasten we ons bij de kraan en braken de tent af. In de tafeltenniszaal hingen we de tent te drogen over een pingpongtafel, terwijl wij in die ruimte ons ontbijt tot ons namen. Om 20 voor 10 reden we van camping "Du lac de Bairon" af. Eerst fietsten we naar Le Chesne. Op verzoek van Ada lieten we de klim van 12% achterwege en namen we een vlakkere route naar Le Chesne, waar Bert nog wat boodschappen deed bij Huit á 8. Uit ervaring wijs geworden, wisten we dat winkels dun gezaaid waren.
We vervolgden onze weg langs het kanaal. In het Canal-des-Ardennes naar het dal van de Aisne zitten 22 sluizen op een afstand van 10 km. Over het jaagpad daalden wij constant lichtjes af.
Bij Neuville-Day zagen we een gezellig terras. Ada vond het nog te vroeg om koffie te drinken. Daar zou ze later spijt van krijgen. Vooralsnog volgden wij het Canal-des-Ardennes, waar diverse Nederlandse boten voor of in de sluizen lagen, tot we bij Semuy aan de Aisne kwamen.
Naar Voncq volgde een pittige klim van 2 kilometer. Voor de kenners: twee pijlen op de Michelin-kaart. We werden bij het panorama de Voncq getracteerd op een fantastisch uitzicht over het dal van de Aisne.
Na de fotostop daalden we af naar Terron. Helaas, het lokale café was alleen op zondag open. Maar bij Fransen, die voorbereidingen troffen voor een dorpsfeest bij een schuur en een openlucht-bowlingbaan, kregen we wat te drinken aangeboden.
Over de redelijk vlakke weg langs de Aisne reden we naar Chestres, waar we op een bankje een kleine eetpauze hadden, om de weg door het brede dal te vervolgen naar Olizy, waar we op een bank op een grasveld onze lunchpauze hadden. De zon was door de wisselende bewolking gebroken en na een bewolkte morgen met wat kleine regenbuien was het nu warm aan het worden. Na de lunch hingen we de tent te drogen over de bank.
Een fietser met bepakking kwam langs. We raakten met deze Nederlander aan de praat. Hij was tot Mont-Saint-Michel gefietst, vervolgens via Chartres naar Verdun en hij zou aan de Groene Valleienroute gaan beginnen. In 3 weken had hij al 2300 km afgelegd. Hij bleek ons, en vooral de familie Meyer, te kennen van de Zuidlimburgse fietsvierdaagse. We moesten hen de groeten doen van Marcel uit Boskoop.
Meteen na het afscheid reden we verkeerd. Een landbouwweg was wel erg slecht en liep na een kilometer dood. Op de terugweg naar het beginpunt vonden we toch de goede klim van 2 km naar Termes, uiteraard met mooi uitzicht. Via Grandpré, waar naar lokaal gebruik de café's gesloten waren op het moment, dat wij daar waren, klommen we naar Marcq en daalden we naar St-Juvin.
Het echte werk kon beginnen. Een steile klim bracht ons in Sommerance. Er volgde een kleine afdaling, waarna we 4 kilometer lang gingen klimmen. Niet zo steil, maar een bepakte fiets laat zich dan wel voelen. Overbodig om te zeggen, dat het landschap weer zeer mooi was. Na de top volgde een kilometers lange afdaling, eerst naar Romaigne, waar we een militaire begraafplaats uit de Eerste Wereldoorlog passeerden.
Daarna daalden we door naar Crety-le-Petit, waar we aan de Maas kwamen. Op wat korte klimmetjes na was de weg één grote afdaling.
Om een uur of half 6 schreven we ons op camping "Lac Vert" in Doulcon-sur-Meuse in, waarna we op zoek gingen naar een mooi plekje voor 2 nachten. We vonden een mooi, rustig plekje bij een bankje aan het meer. Ada ging bij Coccinelli naast de camping boodschappen doen, daar deze om 6 uur sloot, terwijl Bert onder de traditioneel dreigende lucht de tent opzette. Gelukkig dreef de bui over.
Ada kookte de macaroni met gemengde groenten en boursin. Onderwijl stond Bert onder de douche, daarmee Ada's voorbeeld volgend. Inmiddels was het met de rust op ons veld gedaan. Een Franse familie, die zo uit de Franse versie van de Rosa Spierstraat had kunnen komen, bracht behoorlijk wat leven in de brouwerij. Dat deden de biertjes van Arduinne trouwens ook: ze spoten, terwijl je ze opende. Tijdens het eten liepen onze jonge buren langs, die duidelijk Frans spraken. "Bon apetit" zeiden ze, waarop Ada antwoordde: "Wij zijn Hollanders!"
De kilometerteller gaf aan, dat we vandaag 85.10 km gereden hadden, waarmee we vandaag de 1000 km fietsen in deze vakantie haden volgemaakt. De totaalstand is nu 1014 km. Bert deed de vaat, waarna we op deze mooie zomeravond naar Dun-sur-Meuse wandelden en konden genieten van het uitzicht op de hier nog niet zo brede Maas. We liepen een klein stukje door de hoofdstraat om weer terug te wandelen naar de camping, waar Ada verder las in "Het grote avontuur" van Alain Fournier. Dit verhaal speelt zich eind 19e eeuw af in een Frans dorpje. François, de zoon van het schoolhoofd leidt een dromerig bestaan totdat "de grote Meaulnes" bij hen in de kost komt. Niet veel later vult nog een ander opvallend karakter, Frantz de Galais, de klas. Beeldend wordt de belevingswereld van de scholieren neergezet. Deze Franse klassieker is het enige boek dat een nog jonge Alain-Fournier heeft kunnen schrijven. Al vroeg in de Eerste Wereldoorlog, na anderhalve maand dienst als luitenant, werd hij vermist.
Bert werkte het dagboek bij en nam "Adriaan en Olivier" van Leonhard Huizinga weer ter hand, de ware geschiedenis van een straatarme maar beschaafde tweeling van redelijk goede familie. Adriaan en Olivier hebben reeds een brief ontvangen waarin hun werd verteld dat hun erfoom Wout is overleden. Oom Wout bezit een enorm landgoed, Korenvliet genaamd, in Rittenburg, dat ze samen erven.
Niet lang na hun aankomst op het landgoed ontdekken ze een stuk schatkaart, dan begint een lange periode van geheimzinnigheid. Deze humoristische roman is een echte aanrader om mee te nemen met vakantie, net als trouwens de andere 8 delen uit de Adriaan en Olivier-serie.
Terwijl de feestmuziek op de achtergrond klonk, gingen wij om 11 uur naar bed, waar ondanks het over het water gedragen geluid, de slaap snel kwam.
"Hoe ik mijn verjaardag vierde" van Remco Campert is een verhalenbundel met acht trieste verhalen over verjaardagen, huwelijken en echtscheidingen. Hierbij het verslag van mijn 54e verjaardag op 23 juli 2009. Hoewel het decor soms triest was, hoop ik, dat u het toch leuk genoeg vindt om te lezen.
Op mijn verjaardag werd ik een paar keer gewekt door de kletterende regen op de tent. Ondanks dat we op een boerencamping stonden, heb ik verder goed geslapen. Om 8 uur gingen we de natte tent uit. Het was even droog, maar terwijl Bert de binnentent aan het afbreken was, kwam de regen met bakken uit de hemel. Een kletsnatte buitentent dus.
Om de tent uit te laten druipen, liepen we naar het toiletgebouw, waar we de tent te drogen hingen, ontbeten en de fietsen stalden. Terwijl wij in die ruimte waren, reed de beheerster voor de zoveelste keer een rondje in haar auto over de camping. Intussen brak er een heuse wolkbreuk los, die de weg in een beekje veranderde. Tot 10 uur bleven we op de camping, kijkend naar de halfvervallen schuren in de stromende regen.
Toen de wolkbreuk in een normale regenbui overging, fietsten we van de camping af naar Maroilles toe. Hier vandaan fietsten we naar Petit Fayt, waar we de Groene Valleien fietsroute weer oppikten. Dit was echter van korte duur. Bij de eerste de beste afslag ging het mis. Kennelijk hadden we een verkeerde afslag genomen. Terug, de vorige afslag proberend, kwamen we bij een boerderij na een klim van ruim 500 meter. Ada en Bert hadden hier onenigheid over hoe nu verder. Ada dacht, dat er nog een afslag eerder was. Zo kwamen we weer uit op de weg, die we verlaten hadden.
Derhalve klommen we naar Marbaix, waar we de drukke weg naar Avernes-sur-Helpe namen. Vlak voor Avesnes zag Ada een bord met St-Hilaire, waar we de rustige fietsroute weer op konden pakken.
In Avesnes pinde Bert geld, kochten we een Michelinkaart, waar een groot deel van de komende dagen op stond. Daarna gingen we in restaurant "La chaloupe" mijn verjaardag vieren met perziktaart met koffie en ananassap. Het was eindelijk opgehouden met regenen. Ada kocht nog wat spullen voor onderweg, we bekeken de typisch katholieke kerk van Avesnes, waar de jarige naar katholiek gebruik een kaarsje opstak en tegen een uur of 1 gingen we weer op pad. Door een glooiend landschap fietsten we naar Liessies, waar we bij een stuwmeer kwamen, dat dienst deed als recreatiegebied. Hier namen we een lunchpauze in het zonnetje!! De tent hingen we te drogen over het hegje van het midgetgolfveld.
Toen het weer dreigde te gaan regenen, pakten we de tent weer in en in de drizzle fietsten we naar Eppe-Sauvage. We kregen meteen een helling van 15% voor onze kiezen. Ik kan u verzekeren: met een fiets met bepakking valt dat niet mee!
Vlak voor Eppe-Sauvage hadden we een mooi uitzichtspunt, in het dorpje bogen we naar het zuiden, naar Moustier-en-Fagne. De naam was niet voor niets gekozen: het lag in het hoogveen.
Bij Macon staken we kortstondig de Belgische grens over. Het was hier flink klimmen en dalen tussen Monceau-Imbrechies en Candron. Het was in het zonnetje inmiddels aardig warm geworden. Na de brug over de Belgisch-Franse grens gepasseerd te zijn, waar de Amerikanen in 1944 het eerste stukje Belgique bevrijdden, begonnen we terug in Frankrijk meteen met een pittige klim. Over de glooiende weg reden we via Neuville naar Signy-le-Petit. Hier deed Ada boodschappen bij Coccinelli op het grote dorpsplein.
We mochten nog één keer klimmen naar de mooie camping op de top van de heuvel. Terwijl de lucht wat grijzer begon te worden om half 7, zetten wij de halfnatte tent op op veld 33. Om beurten gingen we vervolgens douchen. Terwijl Ada aan het koken was, begon het flink te regenen. De buitentent, die nog niet compleet droog was geweest, begon aan alle kanten te lekken. Da macaroni met courgette en tonijn ging er na 80 kilometer wel in.
Toen de onweersbui was overgetrokken, pakte Ada de kwarktoetjes en de aardbeien. Bert deed de vaat, terwijl Ada op het inmiddels drassige veld het vuil wegruimde. Daar een nieuwe bui in aankomst was, liepen we naar het restaurant van camping "Domain de la Motte", waar we thee dronken, het dagboek bijwerkten, wat lazen en als afsluiting van een zeer vochtige verjaardag nog een biertje tot afdronk tot ons namen.
Op vrijdag 17 juli werden we gewekt door een paar fikse donderslagen, terwijl de regen steeds harder naar beneden kwam. Of het nu kwam door een lekje in de buitentent of door het opspatten op de grond, zullen we nooit achterhalen, maar in ieder geval hadden we lekkage in de binnentent. 's Nachts kregen we nog een paar keer een flinke bui te verwerken, dus er kon gesproken worden van een gebroken nacht. Desondanks waren we om 7 uur weer wakker.
De dag begonnen we met een verkwikkende douche. Met de halfnatte handdoek werd de bodem van de binnentent drooggewreven, terwijl de natte matjes in het bleke ochtendzonnetje stonden te drogen. De niet compleet droge buitentent ging los in de fietstas en om half 10 stonden we bepakt en bezakt. Van de beheerder van de camping hoorden we, dat het vandaag zeer wisselvallig weer zou worden. Regen, bewolking en zonneschijn. Hetgeen ook klopte.
De weg naar Veurne liep over een verlaten vliegveld á la Valkenburg. In de verte zagen we de kerk van Veurne boven de polder uittorenen. Met een forse wind tegen ploeterden wij naar Veurne langs het kanaal. In Veurne gingen de hemelsluizen weer even open. Bij een warme bakker kochten we proviand voor onderweg. We maakten een rondje door dit fraaie Vlaamse stadje met z'n gezellige plein, voor we door de polders van de Westhoek naar Diksmuide pedaleerden. De route slingerde, dodat we om beurten mee- zij- en tegenwind hadden. Maar goed, je rijdt niet iedere dag door plaatsjes als Steenkerke, Eggewaartskappelle en Lampernisse.
Om half 12 waren we na 30 km in het volledig gerestaureerde Diksmuide, de frontstad van de IJzerlinie, die in de Eerste Wereldoorlog volledig in puin geschoten is. Op een terrasje namen we cappuccino en chocomel met warme appeltaart. Met melk en appels als leeftocht voor onderweg begon het afzien. Langs de IJzer moesten we zo'n 20 km door de kale polders met windkracht 6 á 7 tegen naar de Franse grens rijden, ook langs de IJzerhoeve, de camping, die er nog net zo verpauperd uitzag als 10 jaar geleden. Meer nog dan gisteren was het fraaie lied "Mijn vlakke land" van Jacques Brel op deze etappe van toepassing.
Bert reed zoveel mogelijk op kop om Ada uit de wind te houden. Vlak voor Fintele namen we, zittend op een muurtje in de luwte, onze lunch, voor we door de kale polder voort konden zwoegen. Bij Stavele verlieten we de Noordzeeroute om het saaie stuk rond Oost-Cappel mis te lopen. Slingerwegen brachten ons ten lange leste in Roesbrugge, waar we op een onduidelijk punt de Franse grens overstaken. Rue du Moulin gaf aan, dat we in la douce France waren, hoewel: Bambecque kun je nog Frans noemen, maar aan Wormhout valt weinig Frans te ontdekken.
In het ooit Vlaamse stadje Wormhout kwam de regen weer met bakken naar beneden. Een mooi moment om in dit glooiend gebied een welverdiende pauze te nemen. In een café namen we café en warme chocomel. Met gepind geld op zak fietsten we over de drukke D 17 naar Esquelbecq om over slingerende boerenlandweggetjes door te klimmen naar Bollezeele. Op het plein bij de kerk aten we de appels op, voor we bij Merckeghem langdurig konden genieten van het mooie uitzicht tot aan de kustplaatsen toe. Het was weer even zonnig, dus dat kwam mooi uit. Een afdaling, een klim en een afdaling van 10% bracht ons om half 7 in Watten, waar we de Noordzeeroute verlieten om linea recta naar Château du Gandspette te trappen, waar we om 7 uur onze tent op mochten zetten, na ruim 102 km fietsen, waarvan 80 km met een forse wind tegen. Met de teller vanaf huis op 396.61 wandelden wij op deze mooie landgoedcamping in Eperlecques, waar we in 1999 met de kinderen 4 nachten hebben verbleven, naar het campingrestaurant.
Hier namen we voor € 12,- een menu met quiche Lorraine, een varkenscotelet en een verrassingsijsje, dat verrassend lekker was. In Frans Vlaanderen werd deze maaltijd compleet gemaakt met bier uit de abdij van Leffe. Om 10 uur verlieten wij als laatste gasten het restaurant van camping Gandspette in Eperlecques. Gisteren was het zomer, vandaag herfst.