Gisterenavond fietste ik om kwart voor 7 met Jos Drabbels naar de IJshal, terwijl het buiten nog dik 20 graden was. In juli maakt Thialf in Heerenveen reclame voor zomerijs, maar dat hadden ze nu ook kunnen doen. Bij de IJshal aangekomen mocht Jos meteen gaan schaatsen, terwijl ik eerst nog een trainersvergadering had.
Zodoende stond ik om half 9 voor het eerste rondje op de schaats. En het eerste rondje valt altijd erg tegen. Je denkt, dat de ronding van je schaats niet goed meer is, daar je alle kanten op zwabbert. Maar daar heeft het niks mee te maken: je hebt je drukpunt te ver naar voren.
Twee rondjes verder heb je dit punt weer gevonden en schaats je al weer aardig weg.
Dat is ook het verschil tussen schaatsen en skeeleren: waar je met skeeleren nog behoorlijk goed vooruit komt, als je je drukpunt te ver naar voren hebt, wordt dit bij het schaatsen meteen afgestraft. De schaatstechniek luistert heel nauw.
Desondanks is skeeleren een prima training voor het schaatsen: je krijgt er kracht van in de spieren, die je bij het schaatsen gebruikt. En daar de overstap vrij snel te maken is, is dat geen enkel probleem.
Na een rondje of 10 reed ik weer, alsof ik de hele zomer had doorgeschaatst, terwijl mijn laatste rondje op het ijs toch echt in maart gereden was.
Rond de klok van 9 uur reed ik op dit IJVL-jubileumfeest nog een paar rondjes op snelheid met Hen van den Haak en Arthur van Winsen, alvorens we naar de bar verdwenen, waar gezien de warmte Palm op het programma stond.
Hier kwamen diverse verhalen te sprake, waaronder hoe Sjaak Stuijt het onder het ijs schieten op de Beulakker Wieden beleefd had.
Maar zeer bijzondere vond ik toch ook het verhaal van Arthur, die in één zin duidelijk maakte, dat er een enorme gradatie zit in de smoesjes en smoezen. Mijn tandarts kon uit eigen praktijk een smoes uit de buitencategorie aanhalen: "Ik had geen tijd om mijn tanden te poetsen!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten