woensdag 13 augustus 2008

Bikkel


Zittend op een bankje in de Leidse ijshal op donderdagochtend naast mijn trainingsmaat Arthur van Winsen begon deze mij een bikkel te noemen, omdat ik de hele wintertriatlon zou gaan doen, en hij “slechts” als loper in een team met Wouter van Riessen en Hans Rodenburg.
De dag erop was de laatste Haarlemtraining en als gastrijder mocht ik aan de leukste training van het seizoen meedoen: 100 rondjes rijden. Het ging, ondanks de drukte op de baan, lekker. Het schema van Gerard Driessen van 50 rondjes inrijden en na de dweil 50 rondjes uitrijden lag me wel.
De volgende dag ging ik met Hans Boers 15 km hardlopen. We liepen van de Kniplaan in Voorschoten naar Stompwijk, waar we konden kijken naar de doorkomst van de Ronde van Zuid-Holland, waarin mijn zoon Siebe in de voorste gelederen reed en uiteindelijk 7e werd. Hierdoor plaatste hij zich voor het Nederlands kampioenschap op de weg rond de Pietersberg in Maastricht. Dat wordt voor zijn ouders een lang weekend Limburg!
’s Avonds waren de clubkampioenschappen van de IJVL in de Uithof. Op de 500 meter haalde ik mijn twee tijd ooit, op de 1000 meter reed ik een p.r. en wist ik in een bloedstollende eindsprint Andrea Landman met 5 honderdste seconde te kloppen. Hierbij moet wel aangetekend worden, dat Andrea flink last had van haar keel, want anders was mij dit nooit gelukt. Desondanks waren de clubwedstrijden wel een bevestiging, dat de vorm goed was.
Op zondagmorgen verrekte ik bij de dagelijkse buikspieroefeningen een spiertje in mijn rug. Bij het rijden van het rondje om voormalig vliegveld Valkenburg voelde dit niet al te aangenaam. Maar zoals Johan Cruijff opmerkte: “Ieder nadeel heb zijn voordeel”. Ada mocht iedere dag mijn rug twee keer met Spiroflor insmeren.
Op dinsdagavond had ik in het begin met schaatsen vrij veel last van de verrekte rugspier, maar onder het motto:”Zondag moet je het ook drie kwartier volhouden” bleef ik gewoon doorgaan. Gelukkig begon na een half uur de endorfine zijn werk te doen. De pijn vlakte af en ik kon het uur volmaken op “wintertriatlontempo”. Op donderdagochtend was de spier al flink wat minder gevoelig en kon ik al weer lekkerder schaatsen.
De weersvoorspellingen voor zondag werden met de dag erger. In de regen reed ik om een uur of 8 naar de school om me voor de 10e keer in te schrijven. Er stond al een fikse wind, en die zou in de loop van de dag alleen maar erger worden. Vlak voor de start kwam de regen met bakken uit de hemel, maar om half 9 hadden we het ergste achter de rug. Via de Jacob Catslaan liepen we het verder bekende rondje. Bij het lopen was al te merken, dat het teruglopende aantal deelnemers vooral terug te vinden was in de onderste regionen. Het peloton was al vrij snel verbrokkeld in een paar groepen, maar het gat tussen de diverse groepen was al direct behoorlijk groot. Normaal probeer ik na een paar kilometer, als ik echt op gang kom, van groepje naar groepje te springen, maar deze zondag was er geen groepje te vinden binnen 200 meter. Met de forse wind op kop liep ik daar in mijn eentje tegen de wind in te beuken. Gelukkig dat ik regelmatig in deze weersomstandigheden getraind heb, vaak ook in mijn eentje, dus je weet, wat je moet doen en vooral ook wat je moet laten. Frits van Huis kon dat heel treffend zeggen: “Ervaring is vooral weten, wat je niet moet doen”.
De ervaring van tientallen duurlopen met Jos Drabbels kwamen ook nu van pas. Op het 7-kilometerpunt haalde Jos mij in: “We liggen allebei op schema” konden we tegen elkaar zeggen. Met 45.40 had ik geen supertijd, maar gezien de weersomstandigheden wel een degelijke.
Het loopjack werd verwisseld voor een droog trainingsjack, de wielrenbroek werd over mijn afritsbroek gehesen en met hoesjes over mijn hardloopschoenen kon ik aan de 48 km fietsen gaan beginnen. Het eerste gedeelte was constant tegenwind. Bij het keerpunt in Wassenaar lag mijn gemiddelde op 23, waarmee ik niet geheel ontevreden was. De tweede ronde was de wind al een stuk harder en met een gemiddelde van 24 had ik de eerste volle ronde volbracht. Hier haalde ik de fietser van team 103 in, de enige fietser, die ik achter me wist te houden.
De laatste ronde was de wind nog harder. Nu heb je, om in zulke omstandigheden hard te kunnen fietsen, twee mogelijkheden: of je hebt veel kracht, of je hebt veel snelheid. Helaas beschik ik over geen van beide, in tegenstelling tot Siebe, die de dag ervoor in België derde was geworden in een wedstrijd. Eén ding heb ik echter in overvloed: Ausdauer!
Daar ik iedere dag naar Katwijk fiets, zelfs met de storm op 18 januari, toen de ijshal op last van de brandweer dicht moest, wist ik waar je de klap van de wind kon verwachten en waar je redelijk in de luwte kon rijden. Met het gemiddelde op 25 begon ik aan de tocht terug naar de ijshal, waar de het gemiddelde op 25,7 kwam te staan. De kunst van de triatlon is vooral doseren: nergens forceren, want er volgt nog een onderdeel. Dus met de wind in de rug niet als een gek gaan rijden, maar op souplesse blijven trappen.

Als nummer voorlaatst kwam ik om kwart over 11 de ijshal in, waar ik door niemand minder dan de voorzitter geteld werd. Sjaak Stuijt zag, dat ik vrij veel mensen inhaalde in een mooi vlak schema, maar helaas was de achterstand, die ik had opgelopen bij het fietsen, te groot om me van de voorlaatste plaats af te krijgen. De laatste 15 ronden gingen in een iets trager tempo, daar ik in mijn linkerkuit de voortekenen van kramp meende te ontwaren. Dit betekende wel, dat ik alles gegeven had, wat er in zat. Ook deze bikkel wordt wel eens moe! Van de 10 wintertriatlons vond ik alleen die van 2001, toen ik een week ervoor 200 km had geschaatst op de Uithof en “pap in de benen had”, zwaarder.
Met de gezien de omstandigheden degelijke tijd van 3.33.19 hield ik alleen team 103 achter me. Tot de prijsuitreiking, zittend aan een tafel met mijn oud-klasgenoot John Kranenburg, was ik bang, dat ik, als langzaamste individuele deelnemer, de Leidse sleutel in ontvangst zou mogen nemen, maar gelukkig deden ook teams mee aan de strijd om de rode lantaarn.
De volgende morgen begaf ik me met gevoelige bovenbenen naar tandarts A.J.A.van Winsen, die de 10 km hardlopen in 39.59 had volbracht en zeer diep was gegaan. Gelukkig hoefde hij dat bij mijn gebit niet. Maar in tegenstelling tot de dag ervoor ging ik deze keer wel voor goud! Zittend op de stoel bij mijn trainingsmaat Arthur van Winsen vroeg deze bikkel wel gewoon om een verdoving…..

Geen opmerkingen: