woensdag 13 augustus 2008
Pelotonschaatsen
Anders dan bij het langebaanschaatsen gebruikelijk is, waar je veelal met slechts één andere schaatser op de baan bent, is het bij toertochten gebruikelijk, om er met een groep(je) op uit te trekken. Het schaatsen in een groep vraagt een andere manier van schaatsen. Is het bij wedstrijden de bedoeling om anderen eraf te rijden, bij toerschaatsen is het juist de bedoeling om elkaar zo veel mogelijk te ontzien. Je wilt immers met elkaar zo ver mogelijk schaatsen.
Dit betekent voor de training, dat je jezelf moet oefenen in het rijden in een peloton. Eén van de belangrijkste vaardigheden, waar je over moet beschikken, is het kunnen rijden in een gelijkmatig tempo. Met marathonschaatsen probeer je elkaar met tempoversnellingen en demarrages langzaam maar zeker te slopen, voor het toerschaatsen is gelijkmatig rijden een basisvoorwaarde. En hoe simpel het ook lijkt om gedurende langere tijd één tempo aan te houden, vaak ook met de handrem erop, lang niet iedere schaatser bezit deze vaardigheid!
Toch is het, zoals bij veel andere vaardigheden, te oefenen. Dat kan, door regelmatig, en dan liefst wekelijks, in een peloton te gaan schaatsen.
Zelf train ik meestal 2 keer in de week op vrije uren in de Leidse IJshal, veelal op dinsdagavond en op donderdagochtend. Op dinsdagavond wordt er van 8 tot 9 hard doorgekacheld door diverse groepen. Soms rijden er drie pelotons naast elkaar door de bocht.
Degenen, die aan de kop van zo’n groep rijden, rijden vaak lang op kop. Tot plaats 6 of 7 heb je het makkelijk: je rijdt in de luwte van de kopman, hebt goed uitzicht over wat er voor je gebeurt en kunt in één tempo blijven rijden. Na plaats zeven wordt het steeds meer harmonicarijden. Er vallen gaten voor je, die je telkens weer dicht moet rijden. Hoe verder naar achteren, hoe sterker dit harmonica-effect wordt! Op zich geen verkeerde training trouwens. Op natuurijs moet je ook regelmatig kleine gaatjes dichtrijden.
Maar gaandeweg kom je als achterste steeds verder naar voren, doordat er telkens mensen voor je (en achter je, maar dat heeft voor jou verder geen gevolgen) uit het peloton vertrekken, hetzij door aan te sluiten bij een snellere groep, die jouw peloton op een rondje gereden heeft, hetzij doordat zij langs de boarding even temporiseren en de benen en rug strekken. Als je dus lang genoeg in de dezelfde groep blijft, wordt je zelf op een gegeven moment kopman.
Op donderdagochtend rijd ik met een losvaste groep “vutters”, waarvan de meesten ook op dinsdagochtend actief zijn. We rijden dan vaak een piramide, met allerlei variaties in tijdsduur: van tweeënhalve tot vijftien minuten, in een zodanig tempo, dat iedereen het bij moet kunnen houden. Soms is de groep 8 personen groot, maar soms ook ruim 20. In totaal rijden we één uur met de hele groep. Om de vijf ronden laat de kopman zich naar de staart afzakken. We proberen dan zoveel mogelijk, dat iedereen een keer de koppositie krijgt. Het tempo ligt lager dan op dinsdagavond: gemiddeld rijden we tussen de 25 en 27 kilometer in het uur. Wie het te langzaam vindt gaan, gaar er met een paar maten vandoor en sluit, na het peloton op een ronde gezet te hebben, weer achter aan.
Juist op de donderdagochtend leer je zeer goed in één tempo rijden. Op dinsdagavond is het degene, die op kop rijdt, die bepaalt, hoe hard het gaat, en dat is nogal eens verschillend, bij de ochtendgroep geeft de rest van de groep aan, als het te snel gaat en zodoende gaat het bijna altijd zeer gelijkmatig: een ideale voorbereiding voor toerschaatsen dus.
Door het van kop af gaan na 5 ronden oftewel na 1 kilometer, oefen je deze vaardigheid ook meteen. Vooral als je met een groep tegen de wind in schaatst, is het handig, als je getraind bent in het van kop af gaan en dan aan de luwe zijde achter aan sluiten bij de groep. Dit onderdeel, het aflossen, is trouwens één van de moeilijkste onderdelen als het gaat om een gelijkmatig rijden: vaak gaat degene, die overneemt, in een hoger tempo rijden. Wielrenners zullen dit verschijnsel ongetwijfeld herkennen. Je bent immers frisser dan degene, die je aflost en wil er dan soms “een snok aan geven”. Met een groep fietsen is trouwens ook een uitstekende voorbereiding op het pelotonrijden: dezelfde vaardigheden worden geoefend.
Een andere vaardigheid, die je leert, is alert zijn op wat er voor je gebeurt. Soms gaat er vlak voor je iemand onderuit. In een fractie van een seconde moet je dan beslissen, of je links of rechts passeert! Het is heel handig, als je hier op getraind bent, want op natuurijs vinden veel meer valpartijen plaats, o.a. door scheuren in het ijs en dan komt het kunnen ontwijken van vallende schaatsers zeer goed van pas.
Als je in een peloton rijdt, heb je, ten opzichte van je voorganger, twee manieren van rijden: je kunt in zijn slag proberen te rijden, maar je kunt er ook voor kiezen om bewust juist uit de slag te schaatsen. Het in de slag schaatsen heeft als grote voordeel, dat je zo min mogelijk wind vangt, dus je spaart jezelf zoveel mogelijk. Het nadeel is, zeker als je wat kleiner bent, zoals ik, dat je minder goed in de gaten hebt, wat er voor je allemaal plaatsvindt. Het omgekeerde gebeurt bij het uit de slag schaatsen: je vangt wat meer wind, maar kunt precies zien, welke obstakels op jouw pad liggen. Vooral op natuurijs kies ik hier eigenlijk bijna altijd voor. Je ziet, waar de scheuren liggen, zodat je je slag haaks hierop kunt maken. De meeste kans om in een scheur te rijden heb je immers, als je slag evenwijdig aan een scheur loopt.
Voor de training op kunstijs betekent dit, dat ik ook heel vaak uit de slag rijd.
Een andere “speciale techniek” is, dat je af en toe op twee ijzers moet glijden, bijvoorbeeld als er voor je wat langzamer gereden gaat worden of als je in de gaten krijgt, dat je alert moet zijn. Door op twee ijzers te glijden, kun je makkelijk zowel naar links als naar rechts uitwijken. Bij natuurijs is dit soms een zeer handige vaardigheid, vooral op stukken met slecht ijs of veel scheuren!
Al met al kunnen we concluderen, dat het rijden met een groep(je) op natuurijs zeer goed te oefenen is, zowel op de fiets als op de kunstijsbaan, met als leidraad de gelijkmatigheid, zodat iedereen het vol kan houden. Ook train je alertheid, die groter moet zijn dan als je (vrijwel) alleen op de baan bent. Het motto van zo’n toertocht is en blijft: samen uit, samen thuis. En vooral: gezond samen uit, samen thuis!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten