vrijdag 7 augustus 2015

North Downs


Ik werd om half 7 wakker in Kent. Daar Ada nog heerlijk lag te slapen, ging ik lezen in "Adriaan contra Olivier" van Leonhard Huizinga. Het humoristische verhaal speelt zich grotendeels in Engeland af.

Dat gold ook voor de klucht van het in "Overcliffe Hotel" gelegen "Bloomers Restaurant", dat ze om mogen dopen in "Bloopers Restaurant". In de papieren stond, dat er tussen 7 en 9 uur ontbeten kon worden. Wij hadden de klerentassen al ingeruimd en ik ging ze alvast op de fiets doen.
De hotelier deed de deur van het slot. Een veeg teken. Het restaurantgedeelte was nog helemaal leeg. In mijn onnozelheid vroeg ik, waar het ontbijt was. Dat was er niet. Het was "room only".

We maakten ons eigen ontbijt maar klaar en gingen met onze spullen naar de fietsen. Om kwart voor 9 gingen we op zoek naar de route. We waren al snel te ver gereden, maar vonden het redelijk snel terug.

Bij de eerste de beste klim hoorde Ada een flinke knak in haar fiets. Er was niets bijzonders te zien en we klommen verder. We keken er naar en zagen, dat de derailleur niet goed stond. We legden de ketting op de lagere versnelling, maar als snel zat deze weer op de 8.
Een Engelsman zag ons tobben en kwam naar ons toe, terwijl we Siebe aan de telefoon hadden. Hij wilde ons met de auto ophalen.
De inwoner van Gravesend pakte zijn racefiets en bracht ons via almaar dalende wegen naar Halfords, die om 10 uur open ging. Zo konden we de gebroken versnellingskabel op zondagmorgen laten repareren!

Ik reed nog even terug naar "Overcliffe Hotel", waar we de bidons hadden laten staan op room 6. Om half 11 begonnen we opnieuw aan de reis naar Tunbridge Wells.
Bij Istead Rise hadden we een pittige klim, terwijl het lichtjes begon te regenen. Na wat golvend landschap op vrij grote hoogte daalden we af over een smalle holle weg.
We lieten een auto ons passeren, die vervolgens moest remmen voor een tegemoetkomende Tesco-bestelwagen. Er volgden nog 3 auto's, die vast kwamen te zitten.
Wij kwamen dat ook een beetje. Aan een ons tegemoet komende chauffeur vroegen we, waar we precies zaten, want de richtingborden wezen plaatsen aan, die we niet zochten. Desondanks bleken we goed te zitten.

Door een prachtige omgeving met beboste heuvels en weilanden kwamen we in Stansted uit, waar we een lange maar niet al te steile klim hadden om 70 meter omlaag te gaan in een afdaling van 2 kilometer. Het regende inmiddels zo hard, dat we toch maar de regenjas aantrokken. Door de bossen klommen we naar Stone Street om over een kronkelige weg naar Tonbridge te rijden.

Hier namen we onze lunchpauze van anderhalve boterham, een appel en een bounty per persoon, terwijl we keken naar een uitvoering van een drietal Morris-groepen.


Zelfs op "Paint it black" bleek je deze traditionele Engelse volksdans uit te kunnen voeren!


Via een lange klim en veel draaien en keren kwamen we in Tunbridge Wells uit, waar we een drietal familieleden troffen bij the Pantiles. Zij waren neergestreken bij Lukes Café, waar we diverse drankjes en hapjes bestelden.

De stortbak van de w.c. was heel bijzonder. Bovenop de stortbak was een wastafel, zodat het water om de handen te wassen gebruikt werd om de stortbak mee te vullen.
Met een aardige bodem in de maag fietsten wij verder naar de camping. Siebe nam alle fietstassen mee, dus het klimmen ging een stuk eenvoudiger. In het donkere bos vlak voor Groombridge zagen we 3 edelherten de weg oversteken.
We blommen naar Eridge Green, waar de drie anderen bij het hek van de camping op ons stonden te wachten. Helaas, van een omwonende hoorden we, dat de camping dit jaar niet meer was open gegaan. De auto reed door. Bij Mark Cross was de eerstvolgende camping. Wij namen de rustige weg met 2 klimmen, waarna we bij Renhurst Farm in de drizzle op het grote doch vrijwel lege veld onze tent opzetten na 81 kilometer North Downs.

Met de auto reden we een kilometer terug, waar we in de "Mark Cross Inn" een gezellige maaltijd hadden met zijn vijven. We bestelden uiteenlopende gerechten van roast beef tot gnocci.

Aan het eind van de maaltijd voelde ik kramp opkomen. Niet in mijn kuiten, veelal de meest gevoelige plek hiervoor, maar in mijn rechterbovenbeen. De aanwezige fysiotherapeute wist te vertellen, dat het mijn hamstring was en ze gaf meteen een paar goede rekoefeningen. Gelukkig was de pijn snel weg.
Het was een vreemde gewaarwording. Mijn vader zou bij leven zijn gelijk hebben gehaald. Bert Breed senior placht te zeggen: "Kamperen is kramperen!"

Geen opmerkingen: