maandag 31 mei 2010

Voorpret

Er bestaat een uitdrukking, die luidt: "Er is geen schoner vermaak dan leedvermaak". Daar ben ik het niet mee eens. Niet omdat ik mij hierboven verheven voel, maar omdat ik denk, dat er een vorm is, die nog schoner is, en dat is de voorpret.

Wie kent dat niet: iemand gaat trouwen of jubileert op een of andere manier en dan ga je met wat vrienden brainstormen over wat je in een stukje of een lied gaat verwerken. De pret, die je op deze avonden beleeft is vaak groter dan het plezier, dat je tijdens de uitvoering ervaart.

Deze maand is onze vaste trainer met zijn vrouw naar Rome gefietst, zodat de afgelopen weken iedere week iemand anders uit onze trainingsgroep de honneurs waarnam. Na 23 jaar droogtraining ben ik morgenavond voor het eerst als "droogtrainer" aan de beurt. Hoor ik daar iemand mompelen: "Bij gebrek aan beter!"?
Welnu, eenieder die mij kent, weet, dat ik mij altijd serieus op mijn taken voorbereid. Diezelfde persoon weet ook, dat ik geen doorsnee-trainer ben. Uiteraard neem ik een aantal oefeningen over, die regelmatig terugkomen bij de droogtraining. Je hoeft het wiel immers niet opnieuw uit te vinden. Maar tegelijkertijd is er de uitdaging om de training "anders dan anders" te maken. En die kans laat ik natuurlijk niet lopen....
Wel is het altijd handig om een training aan een thema op te hangen. Voor deze training koos ik voor de thema's "Balans" en "Souplesse".
Om het voor mijn trainingsmaten spannend te houden, ga ik het schema hier niet bij voorbaat publiceren.

Wel wil ik verklappen, dat er een aantal nieuwe oefeningen in zitten, die ik afgelopen zaterdagmiddag uitgeprobeerd heb. Eén ervan zal hier onthullen en deze zal voor de meesten zeer verrassend zijn: koppeltje duiken!
Een van mijn trainingsmaten in de Leidse IJshal, Wierd Wagenmakers, heeft me eens vertelt, dat zijn shorttracktrainer van destijds, Arie Ravensbergen, hen de koprol liet doen op het ijs met de schaatsen aan. Je leert op die manier natuurlijk wel om je val te breken, dus het kan blessures voorkomen.
Mijn trainingmaten hoeven niet bang te zijn: zij mogen koppeltje duiken zonder schaatsen aan. Daar ik als trainer het goede voorbeeld moet geven, heb ik zaterdag de koprol uitgeprobeerd. Dat viel nog vies tegen. Het is 35 jaar geleden, dat ik deze oefening voor het laatst uitgevoerd had.
Ik weet het nog goed. Ik zat in de eerste klas van Pedagogische Academie "De la Salle" en we hadden op zaterdagochtend om 9 uur 2 uur gymnastiek achter elkaar. Nu hadden we op vrijdagavond iedere maand een schoolfeest, en indien dat niet het geval was, dan ging ik met vrienden wel stappen. Eén ding kan ik u verzekeren: je hoofd staat dan niet naar gymnastiekoefeningen en al helemaal niet naar de koprol!
Tegelijkertijd kon ik het niet nalaten, om wat geintjes in te bouwen, die keurig van pas zouden komen tijdens de training.

We trainen voor ons plezier, dus daar ga ik voor zorgen. De bekende voorpret! Aan de ontbijttafel schoot ik af en toe in de lach, terwijl Ada verbaasd keek, of er iets met haar aan de hand was. En tijdens het hardlopen met Hans Boers in de Horsten, waarbij wij bij het toegangshek uitgebreid stonden te rekken, tot we zagen, welke kant de boswachter met zijn auto op reed om vervolgens gratis de andere kant op te lopen, kon ik de binnenpretjes af en toe niet onderdrukken.
Het is precies, zoals ik al eerder zei: de leukste pret is de voorpret!

zondag 30 mei 2010

Peter Melman

Vandaag ben ik de nabestaanden wezen condoleren van Peter Melman. Peter is afgelopen week aan longontsteking overleden, nadat kanker zijn hele weerstand had afgebroken. Hij stierf op de veel te jonge leeftijd van 52 jaar.
Ik kende Peter van de Leidse IJshal en dan vooral als tegenstander in de jaarlijkse wintertriatlon van de IJVL. Hoewel, tegenstander? Peter was gewoon een stuk beter. Als ik de uitslag van 2006 erbij pak, dan krijgen we een redelijk representatieve uitslag. Peter Melman werd met een totaaltijd van 3.00.03 keurig 8e, terwijl ik met 3.24.13 voorlaatste werd.
Het grote verschil werd gemaakt met het fietsen. Onze tijden met hardlopen en schaatsen ontliepen elkaar niet veel.
Maar hoe dan ook, Peter was nu veel te snel over de eindstreep....
Bij het condoleren kwam ik Peter's broer Dick tegen. In onze jeugdjaren trokken we een paar jaar vrij intensief met elkaar op. Karin Luyk en Nel Arends raakten op het Fioretti-College bevriend met elkaar en ze namen hun vriendengroep uit respectievelijk Lisse en Nieuw-Vennep op sleeptouw. We deden in onze vrije tijd leuke dingen samen: naar het strand, een dagje roeien, een avond in "de Hobbit" of gewoon elders stappen, naar optredens van Yaravi, waarin Han Runhaar, een studiegenoot en vriend van Dick Melman speelde. En in die tijd konden we af en toe schaatsen op de Kaag. Waarbij bleek, dat Dick verreweg de beste schaatser van ons allen was.
We waren elkaar uit het oog verloren, tot ik op de ijsbaan in Haarlem hoorde: "Hoi Kikker, hoe gaat het met jou?" Dick had zijn passie voor het schaatsen nog niet verloren en woonde op 5 minuten fietsen van de gezellige ijsbaan in Haarlem. Met recht een thuisbaan!

Diezelfde passie voor het schaatsen had Peter. Op de rouwkaart stond een prachtige foto van Peter Melman. Hij schaatste deze winter op de Gouwzee in de schemering van de ondergaande zon. Ook symbolisch een zeer goed gekozen foto.
Peter, rust in vrede.

vrijdag 28 mei 2010

Mijn teen voor het kruisje

Boeken over de Elfstedentocht zijn altijd leuk om te lezen, vooral als er veel ontberingen in zitten. De Tocht der Tochten van 1963 was dat aangaat eentje uit de buitencategorie. De Drent Tinus Udding, wedstrijdschaatser op die roemruchte 18e januari, heeft er een leuk boekje over geschreven onder de pakkende titel "Mijn teen voor het kruisje".

Het geeft een goed sfeerbeeld van Nederland in de jaren van opbouw na de Tweede Wereldoorlog, waarin soberheid nog volop troef was. Kunstijsbanen waren er toen nog niet in Nederland, dus trainen kon alleen als er natuurijs lag. Ook van droogtraining hadden de meeste schaatsers nog niet gehoord. "Men deed maar wat!"
Ik citeer: "Ik deed ook een beetje aan duurlopen, maar dat vonden de mensen in de buurt maar vreemd. Sporten deed je in het gymnastieklokaal achter de kerk of op het voetbalveld, maar niet langs de weg, dan was er een steekje aan je los. Je kon maar het beste stille weggetjes en zandpaden opzoeken.
Zonder dat ik het toen besefte was de beste training voor het schaatsen het werk dat ik 's zomers op het land deed. Met name het rooien van aardappelen was een effectieve combinatie van duur- en krachttraining. Ik maakte dagen van twaalf uur en werkte zo hard ik kon, want je werd per strekkende meter betaald. Het dragen van de zware manden, over een afstand van zo'n vijftig meter, was een uitstekende oefening voor rug- en bovenbeenspieren, precies de spieren die belangrijk zijn voor het schaatsen. Het is niet voor niets dat veel sterke Elfstedenschaatsers uit die tijd uit de land- en tuinbouw kwamen."
Behalve wat verhalen over andere wedstrijden op natuurijs, waarin Tinus Udding met zijn broer Bernardus op de lange afstanden in de top meedraaide, gaat de hoofdmoot van dit boekje van 87 pagina's over die bewuste 18e januari in 1963. De lijdensweg begon al op weg naar Sneek, waar Tinus in het donker viel en zijn rechterarm uit de kom schoot. Het lukte hem om hem weer gedeeltelijk terug te duwen, zodat hij zijn arm op de rug kon leggen en zo reed hij de resterende 190 km.

Dit doet me een beetje denken aan wat mijn zoon Siebe voor, tijdens en na zijn eerste Olympia's ronde van Nederland is overkomen. Ik zal niet het hele verhaal van deze schaatser uit Bovensmilde vertellen, want u moet natuurlijk nog wel even naar de bibliotheek om dit boek te lezen!
Na de Elfstedentocht bleek Tinus Udding bevroren tenen te hebben gehad, waarbij één grote teen dusdanig bevroren was geweest, dat er een operatieve ingreep nodig was om de bevroren huid te verwijderen. Degene, die deze ingreep in het ziekenhuis verrichte, vulde de verwijderde huid met teennagel op met watten en deze teen ging "een eigen leven" leiden en is tegenwoordig te bewonderen in het Schaatsmuseum in Hindeloopen.

Uit eigen ervaring weet ik, hoe verraderlijk bevriezingsverschijnselen kunnen zijn. Na mijn Elfstedentocht van 1997 had ik last van bevroren polsen. Je merkt er niets van, tot het moment, dat ze ontdooien, zoals bij mij gebeurde, toen ik in een warm bad lag en er blaren op beide polsen tevoorschijn kwamen.
Kortom, deze bibliothecaris kan iedereen aanraden dit vlot geschreven "Mijn teen voor het kruisje" van Tinus Udding te gaan lezen. En te kijken, want er staan prachtige foto's in van de ontberingen uit "De hel van '63".

donderdag 27 mei 2010

Annerieke van (der) Beek


Door de vakantie in het Spaanse berglandschap van Navarra en Asturias had ik het begin van de zomertrainingen van de IJVL gemist, terwijl ik vorige week daar ook niet aan mee kon doen vanwege het herstellen van de inspanningen op de marathon van Leiden.

Derhalve begon de droogtraining voor mij pas eind mei.
Eén van de meest opvallende zaken bij de droogtraining was het ontbreken van Annerieke van der Beek, die zo'n 4 of 5 seizoenen meetrainde op dinsdagavond. Ze was altijd nadrukkelijk aanwezig met haar opmerkingen. Probeer maar eens 15 keer op te drukken, als je dubbel ligt van het lachen.

Daar onze vaste trainer naar Rome aan het fietsen was, hetgeen niet zo moeilijk is, daar alle wegen naar Rome leiden, neemt iedere week iemand anders uit de trainingsgroep de dinsdagavondtraining voor zijn rekening. Deze week was Jos Drabbels aan de beurt. Hij had een gevarieerde training samengesteld met elastiekoefeningen, lopen met interval en een serie veldoefeningen.
Bij het elastieken liet Sjaak Stuyt zien, over welke oerkracht hij beschikt. Bij de schaatspassen in de fietsbanden, scheurde zijn band doormidden. Aan het eind van de training waren er sprintjes, terwijl iemand anders je tegenhield. Ook hierbij scheurde Sjaak een fietsband aan flarden. Pure kracht! Ik mag er immers van uitgaan, dat de voorzitter van de IJVL niet met ondeugdelijk materiaal wordt opgescheept....

Ontbrak Annerieke op dinsdagavond, op woensdagavond was ze wel aanwezig bij het skeeleren. De training werd wederom door Jos Drabbels verzorgd. Bij het voorstellen aan elkaar aan het begin van de eveneens zeer gevarieerde droogtraining op "de Bult" volgde een daverende verrassing. Er was een nieuwkomer, die luisterde naar de naam Annerieke van Beek. Nu is Annerieke geen vaak voorkomende voornaam, maar wie goed is in kansberekening mag eens uitrekenen, hoe groot de kans is, dat je in een trainingsgroep met 5 vrouwen met Annerieke van Beek en Annerieke van der Beek ook nog eens 2 vrouwen treft met vrijwel dezelfde achternaam.
Voor Jos Drabbels was in ieder geval één probleem opgelost. Hij had een mailtje van de nieuwkomer Annerieke ontvangen, dat hij in eerste instantie niet thuis kon brengen.
Op de droge maar behoorlijk koude woensdagavond kregen we allerlei nuttige technische oefeningen. Vanaf september had ik de skeelers niet meer aangehad, dus dat kwam mooi uit. Toch handig om het remmen weer even te oefenen, evenals hoe je effectief af moet zetten en, dat was nieuw voor mij, hoe je je skeelers, net als je schaatsen, terug kunt sturen.
Af en toe voelde ik wel wat beenspieren: de kuiten, die bij de marathon een forse inspanning hadden moeten doen, maar vooral de scheenbeenspieren. In het schaatsseizoen waren deze voor het laatst flink gebruikt en dat is inmiddels ook al ruim 2 maanden geleden. Het was duidelijk, dat deze spieren wel wat trainingsarbeid konden gebruiken.
Op donderdagochtend heb ik een kleine 10 km gelopen in een miezerregen. In de bergen zou je zeggen, dat het een stijgingsregen was, maar zo hoog is het niet rond het Valkenburgse meer. Door de ozon in de lucht rook het trouwens heerlijk. Maar al met al komt mijn zomertraining toch weer aardig op stoom.

maandag 24 mei 2010

Pinksterweekeinde


Het was een Pinksterweekeinde met 2 gezichten. Zaterdagochtend zijn we met zeer veel collega's naar de begrafenis van Corin Breebaart geweest. Deze collega bij de bibliotheek in Katwijk is ons vorige week zondag ontvallen, nadat nog geen 3 maanden geleden alvleesklierkanker bij haar was geconstateerd. Het blijft iets wezenloos: iemand, die zich bijna nooit ziek meldde in de 25 jaar, die ze bij onze bibliotheek werkte, krijgt te horen, dat ze ongeneeslijk ziek was. En binnen 3 maanden moesten we definitief afscheid nemen van Corin.
Zaterdagmiddag ben ik even wezen hardlopen om mijn kop "leeg te maken" van alle indrukken, die je opdoet bij de gang naar de laatste rustplaats van deze op 52-jarige leeftijd, dus veel te jong overleden collega. Het betrof een hersteltraining in het prachtige lenteweer van ruim 4 km. Nog geen 10% van de marathon, maar de marathon ging makkelijker! Dus: rustig aan, dan breekt het lijntje niet.
De twee Pinksterdagen ben ik met Ada wezen fietsen, als voorbereiding op de fietsvakantie in de zomer. Zondag fietsten we met weinig wind in het zonnetje via Zoeterwoude-Weipoort naar Gelderswoude om via Benthuizen en Zoetermeer bij de Vogelplas uit te komen.
Daar stond een ijscokar, waar we een ijsje namen, want de combinatie Vogelplas en ijs bevalt ons wel!

Op weg naar huis nog even bij Ada's ouders op bezoek geweest.
Maandagochtend reden we via de duinen bij Wassenaar naar Katwijk en vandaar door naar Noordwijk, waar we op het strand bij "De zeester" koffie en chocomel dronken, alvorens we door de duinen met de vrij forse wind in de rug naar Langevelderslag trapten. In mijn jeugdjaren gingen we vanuit Nieuw-Vennep altijd naar Langevelderslag, vaak met een hele groep vrienden. Vooral met Hemelvaartsdag maakten we er vaak een lange dag van. Wij deden mee aan de traditie van het dauwtrappen. Het was de bedoeling, dat we dan om een uur of 4 's nachts uit Nieuw-Vennep vertrokken. Er was echter één maar: Bas Warnink sliep de slaap de rechtvaardigen en je zou bij wijze van spreken een kanon naast zijn bed af kunnen schieten, zonder hem te wekken. Kortom, dit leverde nogal eens "enige vertraging" op. Heel de Zichtweg was door ons kabaal wakker, behalve Bas....
We reden met tegenwind naar Noordwijkerhout, waar we nog even op visite gingen bij mijn oudste broer Kees en zijn vrouw Fia. Om een uur of 2 waren we weer thuis. We hadden de afgelopen 2 dagen in totaal ruim 100 km gefietst. Een mooie basis om verder uit te bouwen naar de fietsvakantie toe.
Maar hoe mooi het weer en de omgeving ook was, mijn gedachten dwaalden toch regelmatig af naar Corin Breebaart.

vrijdag 21 mei 2010

VU

Gisterenochtend ben ik met de trein naar Amsterdam-Zuid gereden en na een wandeling van een kilometer kwam ik uit bij het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit, in de volksmond meestal aangeduid met de VU. Ik moest daar zijn om gecertificeerde kopieën te laten maken van het bachelor-diploma Geologie van Siebe, die aan de universiteit van Oviedo zijn master wil gaan halen.
De gebouwen kende ik nog wel van mijn stage, die ik in 1977 liep in de bibliotheek van de VU. Het leuke van die stage was, dat er in de middagpauze vaak kleinschalige optredens waren. Eén van de optredende artiesten was Jango Edwards.
Jango Edwards was de grote motor achter het destijds befaamde Festival of Fools. Er zijn mensen die vinden, dat ik daar prima op mijn plek zou zijn....
Het was trouwens tijdens de stage van 6 weken in mei en juni 1977 een hectische tijd. In de politiek beleefde de polarisatie in de verkiezingsstrijd zijn hoogtepunt, nadat het kabinet-Den Uyl in het zicht van de haven gestrand was, terwijl met name de treinkaping bij De Punt door Zuid-Molukkers het nieuws beheerste. Kortom, het was een tijd, die door dit alles goed in het geheugen bleef hangen.
In die jaren was ik trouwens beter in kroeglopen dan in hardlopen. Laat ik het zo zeggen: ik was erg goed in stappen. Er was geen haar op mijn hoofd, die er aan dacht om ooit een marathon te gaan lopen, laat staan acht binnen zeven jaar.

Daar ik behoorlijk snel geholpen werd met de duplicaten, had ik nog even tijd om te kijken, waar IJVL-trainer Gerard Driessen zijn werkplek had. Hij zat in hetzelfde gebouw en zelfs op dezelfde verdieping. Ik wandelde er naar toe, maar helaas, Gerard was er niet.
Nu zou ik op basis van dit emperisch onderzoek de volgende conclusie kunnen trekken: alle keren, dat ik Gerard Driessen op zijn werk bezocht heb, was hij afwezig, dus op grond hiervan concludeer ik, dat Gerard niet werkt.
Maar dat soort conclusies valt in dezelfde categorie als deze op statistische juiste gegevens gebaseerde redenatie: de meeste mensen sterven in bed, dus het bed is de gevaarlijkste plek om te verblijven.

Wie zei er ook al weer: "Er zijn leugens, grote leugens en statistieken?"
Daar ik de gecertificeerde kopieën in mijn bezit had, kon ik rustig in het zonnetje naar station Amsterdam-Zuid stappen, eh, wandelen vanaf the Free University, pardon, de VU.

woensdag 19 mei 2010

"Heb je zuurstof nodig, Bert?"

Op dinsdagavond ga ik normaal gesproken naar de droogtraining van de IJVL. Maar 2 dagen na de marathon is dat niet zo'n geslaagd idee. Derhalve ging ik met Jaap de Gorter, die de halve marathon gelopen had, op de racefiets naar Hen van den Haak toe om samen met hem vanuit Noordwijk door de duinen te gaan fietsen.
Het begon allemaal met de afspraak, dat ik om 7 uur Jaap op zou halen. Daar de macaroni met prei niet op tijd klaar was, was ik 10 minuten te laat bij mijn trainingsmaat. "Je gaat toch niet op Hans Boers lijken?" was zijn commentaar, waarop ik hem gerust kon stellen: "Ik ben net terug van 2 weken Spanje. Mañana, mañana, nietwaar!"
De 10 minuten achterstand op het tijdschema liepen we niet meer in op de 13 km van het centrum van Leiden naar Noordwijk. We hadden de hele weg tegenwind en letterlijk alle stoplichten tegen. En dat zijn er aardig wat.

Samen met Hen besloten we naar Zandvoort te fietsen door de duinen. Tot de weg naar Langevelderslag ging het goed, maar daar bleek de combinatie van klimmen en tegenwind te veel voor me. Het was een hersteltraining en ik had geen zin om me te gaan forceren toen er een gaatje van 10 meter viel tussen de fittere Hen en Jaap en mij. Het gat was binnen de kortste keren 100 meter. Zo gaat dat met pap in de benen.
In het stuk tussen Langevelderslag en Zandvoort kwamen grote groepen wielrenners ons tegemoet op deze prachtige maar vrij koude dinsdagavond met een vrij stevige noordwestenwind.
Bij iedere beklimming moest ik lossen. Naarmate we dichter bij Zandvoort kwamen, ging het kaarsje heel langzaam uit bij mij. Vooral toen een andere wielrenner ons inhaalde. Deze reed minstens 5 km harder dan ons. Jaap en in eerste instantie Hen pakten zijn wiel tot het bordje Zandvoort. Hen liet zich, zeer sociaal, afzakken, maar ik had de grootste moeite om zijn wiel te houden.
Nu wil het toeval, dat er een groep brandweermannen een oefening of een inspectie had gehad in de duinen. Ze reden in een personenbusje achter me. Vlak voor Zandvoort heb je een vrij lange klim, die nog pal tegenwind is ook. Hen klom in eigen tempo omhoog, ik ook, zodat ik een aardig gat moest laten vallen, waardoor het net leek, of er een bezemwagen achter mij aan reed.
Wij stopten bij het bord Zandvoort, de brandweerwagen ook, want ze moesten even de hekken van het fietspad halen, die geplaatst waren om andere auto's tegen te houden. Kennelijk hadden ze mijn naam opgevangen, want zo beroemd zal ik nou ook niet zijn in deze kustplaats, want terwijl ik op het punt stond om een plaspauze te nemen, kreeg ik, alsof ik een wielrenner was die na het beklimmen van een zware col in de Tour de France in ademnood was, van een brandweerman te horen: "Heb je zuurstof nodig, Bert?"
Dat had ik in ieder geval niet nodig op de terugweg, want met de wind in de rug voelde je je als herboren. De lange afdaling vanuit Zandvoort leverde meteen 42 km op de kilometerteller op. De terugreis door het prachtige duinlandschap naar Noordwijk ging veel makkelijker dan de heenreis. Desondanks hadden we om 20 voor 10 geen tijd meer om bij Hen even wat te drinken, daar we geen licht hadden op onze racefietsen.
Terug in Leiden gingen de lichten in de lantaarnpalen aan, dus dat was een verstandige keuze geweest. Om kwart over 10 was ik weer thuis. Overdag had ik 18 km gefietst naar mijn werk, nu kwam daar nog eens 68 km bij. Er zijn mensen, die iets anders verstaan onder een hersteltraining....

zondag 16 mei 2010

Een van de Acht

Eind jaren '60, begin jaren '70 had je op zaterdagavond een programma, dat luisterde naar de simpele titel: "Een van de Acht". Het programma werd gepresenteerd door een overenthousiaste Mies Bouwman en het werd uitgezonden op Nederland 1 of 2. Meer smaken had je toen nog niet.

Vandaag had ik mijn eigen uitvoering van "Een van de Acht". Ik zou namelijk mijn achtste marathon gaan lopen. Het klinkt bijna gewoontjes, als een soort routinewerk, maar dat is het nog steeds niet. Tijdens zo'n lange loop kan er van alles gebeuren, dus de garantie dat je de finish haalt, krijg je niet. Je moet dus ontzettend goed naar je eigen lichaam luisteren en dan inschatten, wat haalbaar is en wat niet.
Voor mijn vakantie naar Navarra en Asturias was ik in bloedvorm, eigenlijk al vanaf de mislukte poging om 200 km te schaatsen bij IJsstrijd, met als bekroning de tweede plek bij de veteranen bij de Run-Skate-Run.
De rustperiode was een week langer geweest dan gebruikelijk, ik had vrij veel gewandeld in de bergen en een week op 500 meter hoogte geslapen. Wat zou dit allemaal doen met mijn conditie? Dat was voor mij een groot vraagteken, toen ik naar het huis van Jaap de Gorter reed, waar Jos Fugers ook al aanwezig was. Voor Jos zou het zijn eerste loop als opa worden.

Om 10 uur wandelden we naar de start aan de Breestraat. Eén tas, die ik niet direct nodig had, stopte ik in mijn fietstas. Bij de Breestraat aangekomen bleek, dat ik de verkeerde tas weggestopt had. Daar het nog maar 10 minuten voor de start was, kon ik deze onmogelijk op tijd ophalen. Daar ging mijn minutieuze voorbereiding: geen banaan en geen energiedrank met veel cafeïne om de vetverbranding op gang te helpen.
Als je mentaal niet goed in je vel zit, kan dit soort kleine dingen er voor zorgen, dat je daardoor slechter gaat lopen. Maar mentaal zat het bij mij wel goed. En de vakantie in Spanje, waar ik de Spanjaarden als een relaxt volk heb leren kennen, zorgde er wel voor, dat ik mezelf niet uit evenwicht liet brengen. "Mañana, mañana!"
In het startvak zag je diverse bekenden, o.a. ex-wethouder Marc Witteman, die vorig jaar door daadkrachtig optreden de Leidse IJshal van de ondergang gered heeft.

We startten om half 11 vrij ver naar achteren. Op zich is dat geen enkel probleem. Je kunt de eerste 2 km prima gebruiken om in te lopen. Inlopen bij de marathon doe ik nooit! Je kunt die energie beter besparen voor de laatste 7 km.
Op de Lammenschansweg begon langzaam maar zeker het inhalen. Eerst haalde ik de pacers van 4.10 in, toen die van 4.00 en tenslotte die van 3.50 uur. Ik liep puur op souplesse en het ging erg makkelijk. Vorig jaar ben ik gestand op 4.00.06, dus 7 seconden te langzaam om onder de 4 uur te duiken. Ik had dus iets recht te zetten!
Op de Vrouwenweg kreeg je iets meer ruimte om in je eigen tempo te gaan lopen. En dat is heel prettig, want je komt dan langs Carl Flaman, de meest enthousiaste supporter die er is.
Het was erg lekker weer om te lopen. Er hing een sluierbewolking, het was een graad op 15 en er was niet al te veel wind. Kortom, aan de omstandigheden zou het niet liggen, als je geen goede tijd liep. Maar daar hoefde ik in de eerste ronde niet bang voor te zijn. Ik zat in de befaamde "flow". Bij het 9 kilometerpunt pakte ik 2 krentenbollen aan van Ada en liep snel door. Ik zat net in een groepje met een heerlijk gelijkmatig tempo en daar wilde ik graag bij blijven.
De eerste kwart marathon ging in 55.43 en dat was behoorlijk snel. Ik kon dit tempo tot de Stevenshof vasthouden, waar ik een beker energiedrank aangereikt kreeg van raadslid Henny Keereweer. Pas nadat ik langs trainingsmaat Jos Drabbels en Sophie Stein was gelopen ging ik ietsje temporiseren. Ik begon mijn rechterkuit te voelen en dan is het verstandig om ietsje gas terug te nemen.
In de zeer gezellige Jacob Catslaan stonden Wil Verbeij en Edgar Hogervorst me aan te moedigen.
Vlak voor de finish van de halve marathon zag ik mijn oudste zus Annie, haar zoon Dennis en diens vriendin Femmy. De tussentijd van de halve marathon was 1.52.10, slechts 41 seconden boven de eindtijd van de City-Pier-City.
En dan loop je ineens met slechts enkelingen en duo's. Het overgrote deel loopt immers de halve marathon. Bij de drinkpost kwam ik Bas Koster tegen, een trainingsmaat van me in de IJshal bij de donderdagochtendgroep. Heel even met hem staan kletsen, maar ik moest gauw weer door.
En dan merk je meteen, dat de tweede ronde een stuk zwaarder is. Niet omdat na 21 km het kaarsje langzaam dooft, maar doordat je grote stukken in je eentje moet lopen. Het is, vooral ook mentaal, makkelijker als je langzaam maar zeker naar iemand toe kunt lopen, of als je ingehaald wordt een stuk in de slipstram een stukje "mee kunt liften".
Op dit stuk kwam ik Peter Zwart tegen, die "de halve" gelopen had in 1.37.23.
Bij de Vrouwenweg stond Carl Flaman klaar met mijn blikje cafeïnedrank en twee krentenbollen. Om de hoek veroorloofde ik het me om de eerste plaspauze in te lassen. Zodoende werd ik in Zoeterwoude opgeslokt door de pacers van 3.50. Dat kwam mooi uit, want daardoor kon ik in het stuk tegenwind naar de Vlietlanden mooi uit de wind lopen.
Af en toe was het even bijten om bij dit groepje van een man of 10 te blijven, maar dat kun je beter doen dan hele stukken in je eentje met tegenwind moeten lopen. Zodoende liep ik op driekwart van de marathon met een tussentijd van 2.51.26 nog steeds in de buurt van mijn persoonlijk record van 3.52.06.
Het breekpunt kwam snel daarna bij de drinkpost. Ik nam 2 stukken banaan en een energiedrank. Er viel een gat van een meter of 50 en dat loop je dan niet meer dicht. Ik ging verder in eigen tempo langs de Korte Vliet. Op het einde stond Ada op mij te wachten met 2 krentenbollen, maar daar had ik geen trek in op dat moment. Wel moest ik nog even wat water lozen.
Bij de eerstvolgende brug stond een van mijn dochters me op te wachten. Met haar liep ik het hele stuk langs de rand van de Stevenshof, waarbij ik af en toe aan moest geven, dat ze iets moest temporiseren. Zij was nog fris, bij mij ging het nog goed, maar zeggen dat ik nog okselfris was zou ook overdreven zijn. Na de molen van de Stevenshof gepasseerd te zijn op 36 km, ging zij naar ons huis.
Zelf kon ik door blijven gaan. De man met de hamer stond niet klaar dit keer. Het lastigste punt kwam bij de Stevenshofdreef, waar je twee keer achter elkaar een brug moet beklimmen. Nu heb ik in de Pyreneeën en bij Ribadesella wel zwaardere beklimmingen gehad, maar toen had ik nog geen 38 km gelopen.
Bij de Jacob Catslaan was het weer volop feest. De tussentijd van de 40 km was 3.42.51, dus ik zou dik onder de 4 uur lopen, voor de tweede keer in mijn leven. Ik sloeg de hoek om en zag Arjen Hillebrand, de beheerder van de kantine van de IJshal. Hoewel ik tijdens de eerste ronde nadrukkelijk een Palm besteld had, stond deze niet klaar.... Dat moet het komende schaatsseizoen toch anders!
Bij Heerema kon ik even zwaaien naar mijn collega Joke Prins om vervolgens bij het feestgedruis bij de Morspoort aan de laatste kilometer te beginnen. Nog even pijn lijden op de steile brug en op naar de finish. Vlak voor de eindstreep zag ik Juul en Jaap staan, die als Hans Boers de halve marathon had voltooid in 1.47.58. Even verderop stonden Annie en Ada.

Van mijn zus kreeg ik een oranje tulp van marsepein, waarmee ik mijn marathon volbracht in 3.56.49 bruto.


Netto zou het 3.54.23 worden. Nu is 23 mijn geluksnummer en startte ik vandaag met nummer 923 om 146e in het eindklassement te worden, mijn hoogste positie in het eindklassement op de marathon.
Nadat een vrouw mijn welverdiende medaille om mijn nek had gehangen voor de op één na beste uitvoering van Een van de Acht, kwam ik Bas Koster weer tegen bij de drinkpost. Uiteraard werkte ik deze sportdrank snel weg, om vervolgens bij de openluchtbar een versgetapt biertje tot mij te nemen, hetgeen wij als sporters het herstellen van de vochtbalans noemen, alvorens ik me naar de Breestraat begaf, waar de 10 km net van start ging.
Hier had ik de tijd om de tekst op het kaartje bij de oranje tulp te lezen: "Het mag best hardop gezegd worden... Je bent een KANJER!" Het zijn niet mijn woorden, maar ik citeer ze graag.
Nog even staan kletsen met Ada, Annie, Femmy, Dennis, Jaap en Juul, voordat ik Breed lachend met de laatste twee meeliep naar hun huis om mijn fiets op te halen.

We liepen via de Pieterskerk. Vlak voor restaurant "Malle Jan" hing een bord voor het raam met de tekst "Slecht ijs". Bij "Malle Jan" zelf zou ik inderdaad zo'n bord niet ophangen....

zaterdag 15 mei 2010

Oviedo

In de stromende regen reden we naar Oviedo toe. Terwijl het opspattende water als nevelflarden achter de vrachtwagens hing, kwamen we de hoofdstad van Asturias binnengereden. In een parkeergarage onder het zeer aparte gebouw van het moderne winkelcentrum, stalde Siebe zijn auto. Zo konden we het gebouw zien, waarin hij vorig jaar als renner van Construcciones Paulino gewoond had. Eén van de bouwvakkers kende hem nog en ze spraken met elkaar.
Hier vandaan liepen we naar de faculteit Geologie, waar Siebe zich in wilde schrijven voor de masteropleiding in september. In de tijd, dat hij daarmee bezig was, bekeken wij het museum van de geologie. Het was een klein soort Naturalis, maar wel met heel bijzondere vondsten, zoals diverse prachtige kristallen en fossielen, waaronder die van trilobieten.
Gedrieën liepen we daarna door het arboretum en gingen even wat warms drinken. Daar de anderhalf uur gratis parkeren bijna om was, ging Siebe zijn auto elders parkeren. Onderwijl konden wij rustig naar de kathedraal wandelen.

Onderweg kwamen wij langs de openbare bibliotheek. En wat doe je dan als bibliothecaris? Je neemt even een kijkje. Het was een mooie, functionele bieb. We maakten gebruik van gratis internet. Via mijn mail probeerde ik in te checken, maar ik kreeg geen verbinding met Vueling.


We wandelden naar het plein met de kathedraal en het stadhuis. Dachten wij.

Tot we een telefoontje kregen van Siebe. Hij stond voor de kathedraal te wachten. Siebe kwam ons tegemoet. Gezamenlijk wandelden we naar een winkelcentrum, waar we Ana troffen. Gevieren gingen we eten.

Voor € 8,50 p.p. kreeg je hier een driegangenmenu met een drankje. We aten o.a. bonensoep, tonijn met uien en "flan". Ondertussen konden we beter kennis maken met Ana en zij met ons. Het was erg gezellig en in een mengelmoes van Engels, Spaans en Nederlands hadden we een eenvoudige doch voedzame maaltijd.
Daarna zwierven we met zijn vieren door het mooie centrum van deze Spaanse universiteitsstad met zijn vele standbeelden, o.a. langs de kathedraal.


Om een uur of 5 vertrokken Ada en ik naar het busstation, zodat Ana en Siebe nog een paar uur samen konden zijn.
De volgende dag vertrokken we met zijn drieën naar Bilbao. Ada en ik zouden met het vliegtuig naar Schiphol vertrekken, Siebe ging logeren bij een ploeggenoot, daar hij zaterdag een wedstrijd in en om Bilbao zou hebben. Op weg daar naartoe reed Siebe bij een afslag een landweggetje in. Met ons liep hij een wandelpaadje op. Zo kwamen we uit bij Playa Interior de Gulpiyuri.



Onvoorstelbaar. Op een kleine 500 meter uit de kust had de zee zich door de rotsen heen gevreten en was er een strandje ontstaan van zo'n 300 meter breed, met eb en vloed en een heuse branding. Dit kun je met recht een binnenzee noemen!
Voor de zoveelste keer had Siebe voor een aangename verrassing gezorgd.
De volgende afslag, die Siebe pakte was bij een bordje "Cuevas de Altamira". We gaan nog naar die beroemde grotten, was mijn eerste gedachte. Maar Siebe had een andere verrassing in gedachten. We reden het plaatsje Santillana binnen, een schitterend bewaard gebleven Spaans dorp. De straten bestonden nog volledig uit kasseien.




We aten onder een afdakje op de prachtige Plaza Mayor en wandelden nog even door Santillana, o.a. langs het martelmuseum, maar daar hadden we geen tijd meer voor. We zaten net in de auto, toen er een wolkbreuk losbarstte.
Bij Bilbao was het een wirwar van snelwegen, maar Siebe reed keurig regelrecht naar de hoofdingang van Aeropurto Bilbao, zodat er een paar uur later sprake zou zijn van "Breed in the air".

We namen om 5 uur afscheid van onze zoon, die ons een onvergetelijke vakantie bezorgd had. We zijn trots op hem!

Picos de Europa



Siebe had weer een fraai uitzichtspunt voor ons uitgezocht in de Picos de Europa. Alleen de weg er naar toe was al een feest. In februari had Siebe hier samen met Peter van Dijk, eveneens een Swabo-renner, die nu voor een wielerploeg in Pamplona rijdt, veel in de bergen getraind. zodoende kende hij het gebied op zijn duimpje.
Vanaf El Carmen nam Siebe allerlei stille, smalle slingerwegen. Om iedere bocht was er weer een ander mooi uitzicht. En we stegen maar hoger en hoger, tot we uitkwamen bij ons uitzichtspunt: mirador Pico El Fito.




Zonder twijfel is dit een van de meest bijzondere uitkijkpunten in Europa. Op een hoogte van ruim 500 meter keek je uit over én de zee én besneeuwde bergtoppen van ruim 1000 meter hoog. Er werden hier heel wat foto's gemaakt. Iedere kant van dit panorama, met een diep dal beneden ons en een piek van 1100 meter achter ons, was mooi. De reclameslogan "Asturias Paraiso naturel" klopt helemaal!



Vlak bij dit punt streken wij neer om op deze zonnige dag te picknicken, voordat Siebe ons door de bergen heen reed naar een plek, waar we zouden gaan wandelen: Pico Ordiyon, vanuit het dorpje Miyaris. De wegen waren hier smal en steil en in sommige bergdorpen reden we over de kasseien.
Nog steiler was de klim over de onverharde weg naar de "Alpenweiden van Asturias". Vanuit Miyaris klommen we maar door. Tot 2 keer toe werden we ingehaald door een Landrover met 3 vrouwen en een kind erin, die kwamen inspecteren of alle koeien er nog waren.

Na 4 prikkeldraadhekjes kwamen we in een weiland, waar het nog steiler was. Dit was slechts het begin, Hier begonnen de kalksteenrotsen. Siebe klom kwiek door, ik volgde op gepaste afstand en Ada zat daar weer een heel stuk achter. Ada haakte hier af en ik vond het ook welletjes. De top zouden we toch niet bereiken en een kleine misstap en ik zou de marathon van Leiden op mijn buik kunnen schrijven.



Genietend van het wederom schitterende uitzicht aten we een stuk brood, terwijl zoonlief nog even doorklom.

Hij is inderdaad meer topsporter dan zijn vader.
Op de terugweg, waarbij je goed uit moest kijken om niet weg te glijden, zagen we vanaf het weiland Ana's boerderij bij het dorpje Fuentes liggen. Fuente betekent trouwens gewoon fontein of bron.
Maar ja, als wielrenner heb je tegenwoordig een groot probleem, als je zegt, dat je naar Fuentes bent geweest....



We daalden al pratend af en beklommen een lagere heuvel, voor we naar de auto wandelden. Siebe had ons opnieuw op een leuke dag getrakteerd. Hij zou ons afzetten bij het treinstation van Villamayor. Hier was het enige smetje op de verder door onze enige zoon prima geregelde vakantie: hij had zich in de tijd vergist. Bij het zoeken op internet had hij de aankomsttijd in Ribadesella aangezien voor de vertrektijd in Villamayor. De volgende trein ging pas om 20.12, dus bijna 3 uur wachten.
Geen nood, misschien gingen er bussen. Daar gold zo'n beetje hetzelfde voor. Derhalve bracht Siebe ons naar het 12 km verder gelegen Arriondes, het streekcentrum, van waaruit meer openbaar vervoer naar Ribadesella ging. Hij reed zelf weer terug om een paar uur te gaan trainen op de steile hellingen rond Villamayor én om Ana te zien. Wij zouden haar de volgende dag weer zien.

vrijdag 14 mei 2010

Covadonga, Cangas de Onis en Cuevas


Siebe bracht ons met zijn auto naar Covadonga, midden in de Picos de Europa. De prachtige weg voerde langs Arriondas. We klommen steeds hoger in dit schitterende gebergte, waarbij we de Sella diverse keren kruisten.

De hoeveelheid restaurants en hotels lieten zien, dat we een toeristische plaats naderden. En dat was Covadonga zonder meer.


Het was prachtig gelegen én een historische plek in Spanje. Don Pelaya versloeg hier de Moren in 722 met 300 man tegen een enorme overmacht. Het was het begin van de Reconquesta. Het lijkt een beetje op het verhaal van Asterix en Obelix. Heel Gallië was bezet, behalve een dorpje.

In die tijd beheersten de Moren het hele Iberische schiereiland, behalve een smalle kuststrook in het noorden van Spanje.
Aan de ingang van de hooggelegen grot was tevens een beeld van Maria, de maagd van Covadonga, een van de meest bezochte monumenten van Asturias.

Door een tunnel wandelden we naar de basiliek. Hier stond een groot beeld van Don Pelaya op het plein. In de mooie uit roze-witte stenen opgebouwde kerk hing de onmiskendare geur van wierook. Vanaf het plein voor de basiliek was het uitzicht naar alle kanten toe magnifiek.



We reden terug naar de kust en hadden een tussenstop in Cangas de Onis, de eerste hoofdstad van Asturias. Hier was een steile brug uit de Romeinse tijd te zien, die we uiteraard beklommen.



Op een terrasje hebben we voor het eerst deze vakantie sidra gedronken. Deze sprankelende appelwijn wordt vanaf hoogte in het glas geschonken. Ada weigerde, ondanks dat Siebe het vijf keer zei, het glas in één teug leeg te drinken. Nee, dan deed ik het toch beter!

Even voorbij het plaatsje Fries, dat meteen associaties met de Elfstedentocht opriep, werden we door Siebe uit de auto gezet. En dit keer niet wegens wangedrag!!!
We konden vanaf Cuevas een mooie wandeling naar huis maken. Het begon al leuk. We moesten de Sella oversteken via een metalen "touwbrug". Deze slingerde, zodra je er een voet op zette. Kun je nagaan, hoe het was, toen we er met zijn vieren over heen liepen. Het leek meer op een kermisattractie dan op een brug.

Net voorbij Cuevas wachtte ons een enorme verrassing. We moesten onder een berg door via een natuurlijke tunnel. En waar we in de grot gisteren niet mochten fotograferen, was dat hier wel toegestaan. Onvoorstelbaar. Wat zit de natuur toch mooi in elkaar!



Buiten de tunnel kregen we op deze verder droge en vaak zonnige dag toch een bui op ons hoofd, die gelukkig al snel ophield. Een oudere man, die hier met een stok in de hand liep te wandelen, kreeg van de Guardia Civil een lift. We nemen maar aan naar huis...
Na wat klimmen en dalen passeerden we de A8 en liepen in het zonnetje naar El Alisal. Vele foto's later waren we in Ribadesella, waar Siebe net aan kwam rijden op zijn racefiets.