Donderdagmorgen is mijn vaste vrije ochtend, daar ik in de bibliotheek avonddienst heb. In het winterseizoen train ik altijd in de Leidse IJshal met de "Krasse knarren". In de zomermaanden loop ik of skeeler ik, afhankelijk van het weer. Bij regen kun je niet goed skeeleren.
In de aanloop naar de marathon is het heel simpel. Lopen! Er ligt een schema van ruim 2 maanden met 3 keer lopen in de week, twee keer een kilometer of 10 en in het weekeinde een halve marathon of een 30 km. Dit geschiedt vrijwel allemaal in marathontempo. Zo ook vanmorgen, toen ik een rondje van 10 km liep. Dat ging over het fietspad langs de rand van de Stevenshof, door het Ter Waddingerbos, langs de Korte Vliet naar Allemansgeest en langs de Keerhoeve en de sportvelden van Voorschoten '97 naar de Velostrada en langs de rand van de Stevenshof weer terug naar huis. Het tempo lag op 10 tot 11 km per uur.
Hoe anders was het, toen ik zaterdagmiddag op het fietspad langs de Korte Vliet reed. Een atleet had net gerekt, toen ik hem passeerde. Hij liep achter mij aan, terwijl de kilometerteller 22 kilometer per uur aangaf. Dit tempo hield hij een halve kilometer vol. Interval pur sang.
Ik neem mijn petje nog meer af voor de Kenianen en Ethiopiërs. Zij houden dit tempo 2 uur vol. Ik heb nu aan den lijve mogen ervaren, hoe vreselijk hard dit is.
Dit ligt niet in mijn vermogen. Ik hou het gewoon bij trainen op duurvermogen. Je moet niet verder willen springen dan je polsstok lang is.
donderdag 2 mei 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten