woensdag 13 augustus 2008

Vroegûh



De staande uitdrukking “Vroegûh” in plat Haags, afkomstig van hetzij Harry Jekkers, hetzij Koot en Bie, die de laatste jaren in heel Nederland te horen is, heeft de organisatie van de Leidse marathon er kennelijk toe geïnspireerd om over te stappen van de 2e zondag in juni naar de 3e in mei. Nu klinkt het heel simpel: een marathon 3 weken vroeger lopen, maar in één keer ligt je hele trainingsschema in de war. Waar ik andere jaren na het schaatsseizoen een week rust kon plannen om rustig met het opbouwen van het duurvermogen te beginnen, moest ik nu meteen al vol aan de bak.
Gelukkig stond mijn Elfstedenmaatje Jaap de Gorter reserve bij de Roparun, dus hij zat in hetzelfde schuitje. Zodoende liepen we begin maart al 25 km bij de Brielse Maasloop, waar bleek, dat de vorm al goed was. Bij Jaap was dat minder het geval, dus de laatste kilometers kon ik hem op sleeptouw nemen. In 2 uur 15 kwamen we over de finish.

Daar de wintertriatlon dit jaar niet doorging, liep ik voor het eerst van mijn leven de City-Pier-City. Een gezellige, maar zeer drukke loop, waarbij je niet echt in je ritme komt. Dat kwam ik wel in Katwijk, waar ik voor het eerst van mijn leven aan een Nederlands kampioenschap meedeed. Hoewel ik als bibliothecaris geen ambtenaar ben, mocht ik toch meedoen met het NK veldloop voor gemeenteambtenaren. De 12 km over strand en duinen ging lekker. Als je regelmatig op dit zware terrein traint, ben je duidelijk in het voordeel t.o.v. hen, die dit zeulen door het zand niet kennen. Bij het de tweede keer het strand op gaan hoorde ik toen ik net gepasseerd was, iemand roepen: “Je bent de tweede vrouw.” In mijn jeugdjaren was ik nou niet bepaald de stoere bink, waar de vrouwen achter aan zaten….. Hoewel maar weinig mannen het openlijk toe zullen geven, dacht ik: “Die wil ik graag achter me houden.” Bij de finish op het Quick Boysterrein was dit niet alleen gelukt, maar werd ik tot mijn stomme verbazing na 56.07, voor mij op deze ondergrond een supertijd, aangekondigd als “Daar komt de eerste Katwijker!”
Ruim een week later stond de eerste 30 km op het programma, mentaal altijd de zwaarste. Via Leidschendam, waar ik Hans Boers oppikte, liep de route langs Huis ten Bosch en Duindigt via de Landgoederenroute weer naar de Stevenshof. De volgende dag vierde mijn schoonzus Joke haar 65e verjaardag. Daar kwam ik Rosalien van der Poel tegen, een nichtje van Joke, die vroegûh regelmatig in Nieuw-Vennep kwam logeren. Ik had Rosalien, die een jaar of 4 jonger is dan ik, al 30 jaar niet meer gezien. Het eerste wat ze aan me vroeg was: “Waar is je lange haar gebleven?” In die tijd was ik een rasechte hippie en had ik inderdaad haar tot halverwege mijn rug. En daar stond ik dan met mijn korte marathonkapsel…..

De tweede 30 km liep ik samen met Jaap bij de Leidse Road Runners. Jaap zat er de laatste 10 km helemaal doorheen. Waar hij bij de Elfstedentocht van 1997 mij naar de finish sleurde, kon ik deze ereschuld van vroegûh een klein beetje inlossen. Samen uit, samen thuis. Ondanks de inzinking van Jaap haalden we de finish in een zeer acceptabele 2.54. De bevestiging, dat de vorm goed was, kwam bij de halve marathon van Noordwijkerhout in 1.37.59.
De derde 30 km was op een bloedhete zondagmiddag op en neer naar Abbenes , waar mijn zus Bets haar verjaardag vierde. Bij mijn collega Anneke Parlevliet, die in Warmond woont, had ik zowel heen als terug een tussenstop voor de watervoorraad.
Een andere collega, Nanda Ouwehand, had haar kaak gebroken en moest 6 weken vloeibaar voedsel tot zich nemen. Uiteraard praat je over deze gedeelde ellende. Er zijn op dit gebied nu eenmaal niet zo veel ervaringsdeskundigen. De herinnering aan de kaakoperatie uit 1975, inderdaad, mijn hippiejaren, kwamen weer boven. Voor wie snel af wil vallen: een zeer effectieve methode! Maar conditioneel zat ik na de operatie op een dieptepunt. Van 100 meter wandelen was je al moe. Vroegûh was niet altijd leuker!!!
En toen kwam de dag van de waarheid: op zondag 18 mei mochten we vroegûh aan de bak, want de start was om half 11. Gelukkig was het droog, na 3 dagen met forse buien. Met Jaap de Gorter, die ondanks zijn startnummer van de hele marathon de halve zou lopen, vertrokken we na het Wilhelmus naar Zoeterwoude. Toen we bij de pacers van 4.00 uur kwamen, liet ik Jaap gaan, op weg naar 1.52.11. De pacers liepen een heerlijk, gelijkmatig tempo. Af en toe liep ik een stukje voor de pacers uit, af en toe er achter. Bij de ijsbaan in Voorschoten stond Ada met een mueslibol op me te wachten, naast Mariët Spierings.
De eerste ronde in het licht bewolkte, winderige Leiden ging in 1.58.34, dus ik lag nog steeds op schema voor een tijd onder de 4 uur. De tweede ronde ging nog steeds goed. Carl Flaman, de beste supporter van de Vrouwenweg, reikte mij mijn tweede energiedrank aan. Toen ik Ada voor de tweede keer tegenkwam aan het eind van de Korte Vliet, net voorbij de 33 km, viel er bij het aanpakken van de tweede mueslibol een gaatje naar de groep van de pacers. Bij het proberen hen weer bij te halen, forceerde ik me een beetje. Bij de 35 km voelde ik, dat ik tegen de kramp aan zat.
Er restte dus niets anders dan temporiseren. Dit ging goed tot de hoge brug over de Stevenshofdreef. Bij het beklimmen voelde ik een zeer lichte krampscheutje in mijn linkerkuit. Dat werd dus wandelend naar boven en rustig dribbelend afdalen. Bij de Rijndijk kwam ik Martin Langbroek tegen, met wie ik op donderdagochtend altijd schaats. Hij fietste met me mee tot de Morspoort en gaf me zo afleiding en mentale steun.
De laatste kilometer stonden Jaap, zijn vriendin Juul en Andrea Landman me aan te moedigen. In 4.03.48 had ik mijn op één na beste marathon gelopen, ruim 5 minuten sneller als vorig jaar. Vroegûh vogels zijn niet altijd voor de poes.

Na bij Jaap en Juul nog wat gedronken te hebben, fietste ik rustig naar Wassenaar, waar ik Siebe in de laatste ronde aan kop van de tweede groep zag fietsen in Olympia’s ronde van Nederland. Tevreden kon ik met Ada naar huis fietsen, waar mijn jongste dochter zat te blokken voor het eindexamen. Bij het traplopen voelde ik, dat ik redelijk diep gegaan was. Maar na het lichte krampscheutje wist ik dat al!
Eén vraag spookt af en toe door mijn hoofd: hoe ver had ik kunnen komen, als ik een kwart eeuw vroegûh aan de marathon was begonnen?

Geen opmerkingen: