maandag 15 augustus 2011

Lippetal

Om 9 uur zaten we op de fiets. Het eerste deel van onze tocht was het slotdeel van de etappe van de dag ervoor langs de Diemel. Vanaf deze kant hadden we een mooi uitzicht op de boven op de heuvel gelegen Altstadt van Warburg.

We bleven de Diemelroute volgen. Vanaf Germete begon het klimmen tot voorbij Wethen, waarna we als beloning kilometers lang konden afdalen naar Rimbeck, waar we langs een spoordijk fietsten. Ooit een sneltrein op oorhoogte voorbij horen komen?
Op weg naar Wrexen wachtte ons een onaangename verrassing: een vrij steile brug met trappen en een goot. Hierover moesten we de bepakte fietsen zeulen. Na Wrexen was het klimmen en dalen tot Orphetal. Nog een korte klim volgde en we konden afdalen tot Westheim.
Na een korte drinkpauze bij een Konditorei wachtte ons een klim van 5 km. Tot Oesdorf was het niet al te steil, maar de laatste en bochtige kilometers hakten er aardig in, ondanks het prachtige panorama. In Meerhof aangekomen besloten we om via de rand van het Teutoburger Woud naar Dalheim af te dalen. Een geweldige keus van Ada. Over een stille bosweg daalden we een km of 5 af langs een daar ontsprongen beek.
In Dalheim passeerden we het enorme pand van het voormalige klooster. We bleven de beek volgen, tot deze bij Husen uitmondde in de Altenau. Via Atteln kwamen we zo in Henglarn, waar we op een bankje bij het stijlvolle oorlogsmonument lunchten.


Het was inmiddels behoorlijk warm geworden. Ik kocht in een nabijgelegen winkel wat koele frisdranken. We verlieten het standbeeld in de toren van een voormalige kerk om langs de Altenau naar Etteln te fietsen, waar we over mooie, stille weggetjes tot Borchen probeerden te komen. Dat lukte tot halverwege, toen we op een drukke weg uitkwamen.
Deze reden we uit tot Kirchborchen, waar we afsloegen tot de tweesprong voor Alfen: rechtdoor was over een steile klim, linksaf volgden we de Alme naar Alfen. We kozen de Bach-variant.

In Alfen volgde de laatste echte klim van de dag over de weg naar Salzkotten. Daarna reden we over een licht aflopende hoogvlakte. Bij de eerste roronde volgde een Umleitung. De Duitse automobilisten kozen voor een omweg, zodat wij een stille weg door het bos voor onszelf hadden.
Salzkotten is de grootste plaats op deze hoogvlakte, waar wij dwars door het aardige centrum fietsten om via een saaie weg via Verne naar Mantinghausen aan de Lippe te trappen.
Het terrasje, wat we onszelf in het vooruitzicht hadden gesteld, was er niet. Bij een benzinestation kochten we een ijsje, alvores we langs de Lippe via Mettinghausen naar Lippstadt reden. Hier deden we inkopen voor het avondeten op de camping. Toen we de supermarkt ingingen, scheen er een waterig zonnetje, een kwartier later, bij het verlaten van de winkel, was regen ons deel.
In regenjassen gehuld probeerden we onze weg door een wirwar van beken en kanalen te vinden. Dit lukte. Via Benninghausen, waar we de jas uittrokken en Eickelborn, waar deze weer aan moest, hietsten we moeizaam naar Hovestadt. Logisch, we waren al 9 uur onderweg en hadden er 110 km op zitten. De laatste loodjes wegen het zwaarst, zeker op een zwaar beladen fiets in de regen.
We zwoegden voort via Heintrop naar Schmehausen, waar de camping op de kaart stond aangegeven. De Duitse Gründlichkeit is ook niet meer, wat het geweest is, want op de aangegeven plek stonden alleen recreatiewoningen. We fietsten terug naar Vellinghausen, waar we om half 8 een tweepersoonskamer vonden bij Hotel Schlotmann.
We konden niets meer eten, want er was die avond een groot feest. Geen nood, want we sliepen in een houten bijgebouw. Onder het afdakje kookte Ada de vanmiddag gekochte tortellini's met champignons.

Na ruim 126 km fietsen ging dat er wel in. De hotelkamer was prima, maar daar we niet kampeerden, konden we de rustdag van morgen wel op onze buik schrijven. Nu we het toch over rust hebben: ondanks de feestmuziek was ik 's avonds na alle lichaamsbeweging als een blok in slaap gevallen.
Om kwart over 8 verlieten we het hotelbed om de fietsen op te laden en aansluitend in het hoofdgebouw te gaan ontbijten. Onderweg kwamen we een groep van ongeveer 12 wandelaars tegen, die 26 km zouden gaan wandelen. In de ontbijtzaal kwamen steeds meer feestgangers met slaperige koppen binnen.
Om half 10 stapten we op de fiets om naar Heintrop te rijden, waar we gisteren al gesignaleerd waren. Onderweg kwamen we de groep wandelaars tegen. We werden hartelijk ontvangen door Vera en Ard en we konden ons nieuwe familielid Mattis in levenden lijve aanschouwen. Een leuk joch, dat al contact probeerde te zoeken.

We praatten over van alles en nog wat, o.a. over het gebruik bij de geboorte van een kind, dat Pinkeln heet. Terwijl de moeder nog in het ziekenhuis ligt, komen familie, buren, vrienden e.d.langs om een biertje te drinken op de boreling. Pinkeln betekent letterlijk plassen. Het eerste plasje is ook geel vocht, De symboliek is duidelijk, het eerste plasje is ook geel vocht. Dit is weer eens wat anders dan beschuit met muisjes. Alleen de door Dick Laan geschreven boeken over Pinkeltje bekijk ik nu met heel andere ogen....

We aten tomatensoep met broodjes, maar hoe gezellig het ook was, wij moesten weer op pad. Münster was de dichtstbijzijnde camping en dat was nog een behoorlijk eind fietsen. We namen hartelijk afscheid van Vera, Ard en Mattis en gingen op weg, terwijl de bewolking brak.
We staken de Lippe over bij Lippborg en vergisten ons meteen al in de route. Via het vergelijken van 2 kaarten kwamen we bij Assen weer op de goede weg. Hier begon het klimmen: die Beckumer Berge. Het was een mengeling van boerenland, waar we etage voor etage omhoog klommen.

Ik nam een slok water uit mijn bidon en het smaakte heel vreemd. Ada had bij Ard water in de bidon gedan. Er zat nog een laagje vocht in. Ik had 's nachts de bidon op de fiets laten zitten. Kennelijk had een van de feestgangers er een restant kruidenbitter of iets dergelijks in gedaan. Zwaar verdund levert dit een laffe smaak op. Ik ga er trouwens maar van uit, dat het kruidenbitter was en niet iets wat op Pinkeln lijkt....


Her en der waren trouwens mooie uitzichtspunten. Bij een ervan raakten we in gesprek met een Duitser, die ons wat over de lokale geschiedenis vertelde. Als het economisch slecht ging in Soest, een rijke stad, trokken de inwoners er op uit om vee e.d. van de omliggende steden te stelen. Beckum had, om dit te voorkomen, op deze berg een uitkijktoren gebouwd om de inwoners voor dit gevaar te waarschuwen: die Soestwarte.
Na een km fietsen door het bos kwamen we bij de Soestwarte uit. We liepen naar het terras, om even van het uitzicht te genieten en daar zat de groep wandelaars van 's ochtends. We hadden graag op het terras neergestreken, maar we moesten nog "weiter".
Het was onze laatste blik op het Lippetal.

Geen opmerkingen: