Nadat we de gewassen kleren over de tent te drogen hadden gehangen, vertrokken we zonder bepakking naar St, Quirin. Daar kochten we bij de bakker nog wat spullen voor het avondeten, die ik nog even naar de camping bracht. Om 10 over 10 zaten we op de fiets voor het reisdoel van de dag: de Col de Donon.
Eén van de zwaarste gedeeltes was de klim uit St. Quirin. Na een afdaling van een kleine kilometer begon de 18 km klimmen. Aanvankelijk ging het heel geleidelijk. We hadden meer last van de hitte dan van de steilte. Na 3 km op de D 993 stond een groot bruin bord met een wielrenner en "Col de Donon á 15 km".
Hier begon het iets steiler te worden, maar je had regelmatig een plek, waar het vals plat was en soms zelfs een lichte afdaling. Je kreeg dus af en toe momenten om te recupereren.
Zeer lang volgden we de Sarre Blanche. Nu heeft het rijden langs water op dagen met tropische temperaturen één groot nadeel: de insecten zijn zeer actief. Vooral horzels hebben het voorzien op fietsers, die met 7 of 8 km per uur omhoog rijden.
Halverwege de klim namen we een korte pauze bij een enorme rij bijenkasten.
Met nog 6 km te klimmen kom je in een ander departement. Dan komen ook de haarspeldbochten en wordt het wat zwaarder. Maar zonder bepakking was het prima te doen.
Waar het verkeer vanuit Abreschwiller op de dan D 393 geworden weg kwam, hadden we de hoogste pas tot dan toe bedwongen: 799 meter. In de Tour de France is dit een klim uit de 2e categorie.
We daalden een paar kilometer rustig af om de fietsen te stallen bij het terras van restaurant Le Velleda. Hier zagen we het Nederlandse gezing, dat naar Rome ging fietsen, en het echtpaar, waarmee we in Francaltroff op de camping hadden gestaan.
Zij hadden de Col de Donon met bepakking bedwongen. Wij konden na onze terreinverkenning niet anders dan ons plan bijstellen. Ook wij zouden de dag erop dwars door de Vogezen gaan en de vlakkere omweg via Sarrebourg aan ons voorbij laten gaan.
Maar eerst deden we, waarvoor we naar de schaduwrijke plaats op het terras gekomen waren: wat bestellen. Ada nam café au lait, ik hield het bij lait fraise, maar bovenal kan ik de bosbessentaart aanbevelen!
We namen afscheid van de andere fietsers en gingen wandelen naar de top van de Col de Donon. Over een steil weggetje langs een groot blauw huis klommen we naar een drooggevallen beekbedding. Tussen de her en der terecht gekomen grote en kleine keien moesten we zigzaggend omhoog.
Gelukkig was de tocht grotendeels in het bos.
Heel af en toe was er een trapje.
Zo klommen we gestadig door, tot we bij de 1009 meter hoge top waren, die werd gedomineerd door de rood-witte zendmast. Daarnaast waren er diverse replica's van Keltische en Romeinse heiligdommen, die hier ooit echt gestaan hadden.
Wat verder opviel op deze top met weinig bomen, waardoor je een schitterend uitzicht had naar alle kanten, was het vrije spel, dat de wind hier had.
Hierdoor kon je goed voelen, hoe de bovenwind stond. Hierop was het Vogezensysteem van wijlen Bas Schijff, de Rijnsburgse weerman, gebaseerd. Aan de hand van deze windrichting deed hij redelijk accurate voorspellingen aangaande het weer voor het komende jaar.
Wij hielden ons alleen bezig met het majestueuze uitzicht naar alle kanten.
Vooral als je zag, hoe deze bergketen hoog uittorende boven het omringende "vlakke" land, raakte je diep onder de indruk van de oerkrachten der natuur.
Op de top aten we onze stokbrood met camembert, namen nog een foto en daalden langs dezelfde weg weer af.
Bij restaurant Velleda aangekomen namen we een ijskoude jus d'orange.
Het was zo heet, dat het asfalt op sommige stukken aan je banden leek te kleven. Dit noemen ze dus zinderend heet weer.
We klommen eerst een paakr kilometer naar de bijna 800 meter hoge pas, waarna we kilometers lang afdaalden. De bochten liepen lekker, het was niet al te steil. Je kon dus ook nog genieten van de prachtige omgeving en door de snelheid kreeg je een piepklein beetje verkoeling.
Waar we vanochtend bij de beklimming een banaan aten , hadden we nu bij de bijenkasten een appeltje voor de dorst.
We daalden verder af en in een flauwe bocht raakte Ada van het asfalt en gleed met haar fiets in een greppeltje. Ze had een bloedende schaafwond op haar knie en wat blauwe plekken. Lastig, maar het had heel wat slechter af kunnen lopen.
De fiets mankeerde niets, dus we konden verder. Wel wat langzamer, maar dat spreekt voor zich.
Na een korte, hevige klim daalden we naar St. Quirin, waar Ada op de camping haar schaafwond kon verzorgen, nadat ze zich gedoucht had.
Het Nederlandse paar, dat wij in Kédange in het dorpscafé gezien hadden, kwam vrijwel gelijk met ons de camping op. De man verzuchtte, dat hij wel trek had in een biertje. Daar ik me dat maar al te goed kon voorstellen na een lange tocht op een bloedhete dag, stond ik grootmoedig een biertje af.
Ik raakte met de fietsers uit Limmen aan de praat. Zij hadden de route via Metz gereden.
De avond was wat koeler dan gisteren. Ada was begonnen aan "De donkere kamer van Damokles" van W.F. Hermans, voor een flink deel spelend in Voorschoten en Leiden.
Zelf nam ik "De klokkenluider" van Tomas Ross ter hand.
Zeer toepasselijk, want in het dal klonken de kerkklokken van 9 uur luid en duidelijk. Wat niet zo duidelijk was, was op we de volgende morgen wel verder konden. Ada kreeg behoorlijk veel last van haar linkerhand, een gevolg van de val in de greppel.
We gingen om 10 uur de tent in, terwijl uit de tent op het terras boven ons het gezang van de moslims klonk. De moskee komt naar je toe deze zomer!
Ada was binnen de kortste keren vertrokken, ik hoorde de eerste regendruppels vallen.
Het had 's nachts een paar keer wat geregend. Desondanks was de tent vrijwel kurkdroog. Om half 8 maakte Ada een proefritje op de fiets. De test slaagde en ze gaf te kennen, dat we op pad konden.
De tent werd afgebroken en na het ontbijt konden we om kwart over 9 camping municipal verlaten. Het was bewolkt, maar droog en de temperatuur was een stuk aangenamer dan de dag ervoor.
In St. Quirin stopten we bij de boulangerie om proviand in te slaan. Om half 10 stonden we op de pedalen op weg naar de Col de Donon.
Of het nu kwam door de terreinverkenning of doordat het een graad of 10 koeler was, het klimmen met bepakking ging opmerkelijk soepel.
Als we heel even een pauze hielden, zoals voor het eten van een croissantje, dan kwamen de horzels aangevlogen. Deze week was voor ons een spoedcursus "Hoe vermorzel ik een horzel"!
Halverwege de klim kregen we te maken met een stijgingsregen. Het ging niet zo hard. In een regenjas zou je net zo nat worden van het zweet.
Zo kwamen we om kwart voor 11 al bij "La Velleda". We trakteerden onszelf op de bosbessentaart. Terwijl wij de lekkernij net achter de kiezen hadden, kwamen de Limmenaren net aangefietst. Met hen praatten we een half uur over allerlei fietsvakanties.
De afdaling naar Schirmeck was behoorlijk steil. In combinatie met een nat wegdek en los grint aan de kant van de weg daalden we, met de val van Ada nog vers in het geheugen, voorzichtig af.
Het was een indrukwekkend gezicht om de weg aan de andere kant van het dal diep onder je te zien. Een ruime haarspeldbocht later daalden we daar ook af, blij, dat we hier niet omhoog hoefden met bepakking. Door het bergdorp Grandfontaine daalden we verder af naar Schirmeck en het mooiere La Broque. Het deed hier al meer Duits aan.
zaterdag 17 augustus 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten