Gisterenavond lag ik om 9 uur in bed en was ik redelijk snel vertrokken. Dat was ook wel noodzakelijk, want ik was nog niet bepaald van de verkoudheid af. Maar de combinatie van infludo en veel nachtrust zorgde ervoor, dat ik het vanmorgen aandurfde om aan de Halve marathon van Katwijk te beginnen.
Ik ga niet zeggen, dat ik me in blakende vorm voelde, want dat was bezijden de waarheid. Ik voelde me eerder een beetje slapjes. Maar ik had in ieder geval geen koorts. Ik ijlde niet meer als anders....
Na met Ada ontbeten te hebben vertrok ik om half 11 naar Hans van der Plas, waar ik in een in een zeer vertrouwd IJVL-trainingspak gastvrij werd ontvangen.
Na een bakje koffie wandelde ik naar de Boulevard, waar ik me nog in moest schrijven. Met startnummer 523 mocht ik van start gaan.
Ik kwam diverse bekenden tegen, waaronder Dick van Beelen, die van plan was om op 1.30 weg te gaan. Hans was minder ambitieus. Samen met zijn trainingsmaat Maart wilde hij onder de 2 uur lopen. Zelf wist ik totaal niet, waartoe ik in staat zou zijn. Mijn rugzak had ik aan Tineke, de vrouw van Hans, afgegeven.
Om 12 uur klonk het startschot en mochten we vanaf het midden van de meute gaan ondervinden, waartoe onze benen in staat zouden zijn. Vanaf de eerste meter ging dat boven verwachting. Het ging heel soepel. Zelfs dusdanig, dat ik na 3 kilometer Leny van der Plas, voormalig winnares van de Halve marathon van Katwijk en nog heel veel andere wedstrijden, inhaalde.
Door de duinen liepen we naar het Panbos. Door de ondergrond loop ik dit stuk altijd zeer makkelijk. De bospaden veren een beetje door de vastgetrapte humuslagen. Je komt dan zacht neer en kunt heel makkelijk afzetten. Na een rondje van een paar kilometer door het Panbos liep ik met een groepje van 4 andere lopers en loopsters naar de tweede drinkpost op 10 km. De brutotijd was 48 blank, netto ongeveer 47 minuten. Dat betekende, dat ik onder het schema van 1.45 liep. Nog steeds boven verwachting.
Daar ik de enige van ons groepje was, die een korte drinkpauze nam, kwam ik in mijn eentje op de schelpenpaden richting Wassenaarse slag te lopen. Door de armen bij afdalingen slap langs het licht voorovergebogen bovenlichaam te houden en dan met grote passen naar beneden te snellen, maakte ik wel snelheid, maar net niet genoeg om bij het groepje te komen. Deze zeer effectieve techniek heb ik een trainingsmaat geleerd. Je mag het wat mij betreft de Hans Boers-shuffle noemen.
Daar ik het groepje net niet kon bereiken, liep ik in mijn eentje tegen de wind in naar Wassenaarse slag. Pas ter hoogte van het theehuis in de duinen, waar ik mijn collega Cora en haar man Hans tegenkwam, werd ik bijgehaald door andere lopers en kon ik af en toe in de luwte lopen.
Op het grote parkeerterrein was de voorlaatste drinkpost. Hier nam ik mijn energiegel, die ik met 2 bekers water wegspoelde. Daarna kon ik het strand op. Hier bleek, dat ik mijn race niet goed had ingedeeld. Op het brede strand werd ik op de laatste 6 km naar Katwijk veel te vaak ingehaald. Met andere woorden: ik was te snel gestart. Niet dat ik instortte, maar ik liep op het harde zand toch net te langzaam. Ook al zou ik willen, ik kon gewoon niet harder.
Het was nog steeds bewolkt, maar de temperatuur was heerlijk. Daar kon het niet aan liggen. Desondanks kwam de niet meer zo Witte kerk stapje voor stapje dichterbij. Met een licht windje in de rug verloor ik wel steeds meer terrein op andere lopers, maar het verval in tijd bleef nog redelijk binnen de perken. Bij het opdraaien vanaf het strand op de Boulevard zag ik, dat ik een brutotijd zou lopen, waar ik vooraf blind voor zou tekenen: 1.46.15.
Normaal gesproken zou ik vlak voor de finish nog een praatje maken met speaker Teun de Reede, maar nu zou ongedacht ik in de 1.45 duiken.
Die kans liet ik me niet ontnemen. Het werd uiteindelijk een 122e plaats in 1.45.50. Het bleek mijn allersnelste Halve marathon van Katwijk te zijn geweest.
Nu heeft Katwijk diverse tradities, en één ervan bevalt me bijzonder goed: iedereen, die gefinisht is, krijgt een haring met uien. Dat gaat er na de zwaarste halve marathon van Nederland wel in.
Ik kwam Dick van Beelen tegen, die met 1.33 blank derde was geworden bij de veteranen. Ook hij was te snel vertrokken. Op 9 km zat hij op een schema van 1.25.
Ik wandelde terug naar Tineke om een trainingsjackje aan te trekken. Ik hoefde de verkoudheid niet erger te maken dan hij al was. Hoewel, juist zo'n loop kan een goed medicijn zijn. Met lopen verhoog je je lichaamstemperatuur met 1 tot 2 graden. Hetzelfde effect als een lichte koorts. En vergis u niet: koorts is een probaat middel om bacteriën en virussen uit hun optimale temperatuur te halen!
Maar maakt niet de vergissing om met koorts te gaan lopen. Je lichaamstemperatuur kan dan snel oplopen naar 40 graden of zelfs meer. En dat is niet goed voor je hart.
Hoewel ik redelijk snel hersteld was van de slijtageslag, zal dat de komende dagen nog niet gelden voor mijn benen. Wat dat aangaat was ik redelijk diep gegaan. Dat gold ook voor Maart, die in 1.59.47 binnenkwam. Het wachten was daarna op Hans, die totaal gesloopt in 2.05.32 binnenkwam.
Een ouderwetse inzinking had hem bij Wassenaarse slag getroffen. En dan kun je in 6 km heel veel tijd verliezen.
Met Maart dronk ik bij Hans en Tineke nog een kop thee, waarna ik afscheid nam en naar Leiden fietste. Onderweg hoorde ik een opmerking van een jongerenwerker tegen een groep hangjongeren: "Jullie zijn de magnetron-generatie!"
Hij verduidelijkte zich: "Jullie willen alles snel en makkelijk klaar hebben."
Dat kon van dit trio matadoren niet gezegd worden. Alle drie kwamen we met flink verzuurde benen uit de Halve marathon van Katwijk. Dat moet de gemakzuchtige jeugd van de magnetron-generatie eerst maar zien te bereiken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten