zondag 17 november 2019

Hersteltraining van een lopend patiënt

Vrijdag had ik er een hard hoofd in, of ik vandaag wel af zou reizen naar Nijmegen om de Zevenheuvelenloop te gaan lopen.
Het grote voordeel van een goed getraind lichaam is, dat je snel herstelt. Gisteren waren de eerste tekenen daarvan al daar, en nadat ik gisterenavond gekeken had hoe Oranje zich in Belfast voor het eerst sinds 2014 weer geplaatst had voor een groot toernooi, sliep ik daarna zeer diep.
Na vanmorgen met mijn vrouw ontbeten te hebben, wandelde ik om half 10 naar station De Vink,  vanwaar ik met Marnix en Walter Boon verder zou treinen naar Nijmegen op deze koude ochtend.
De reis verliep voorspoedig. Vanaf het station van Nijmegen wandelden we naar de parkeergarage van Asita, waar ik Peter Zwart trof. Met deze neef van Tim de Beer liep ik, na me omgekleed te hebben, een kilometer in.
Daar we alle vier in een ander startvak aan de 15 kilometer zouden beginnen, wandelde ik nog even terug naar de parkeergarage om een trainingsjack uit te trekken en nog even wat te eten en te drinken, voordat ik om 1 uur naar startvak Groen vertrok. Het was op de paar plekken, waar je in de zon kon staan, erg lekker.
Ruim 22 minuten, nadat de toplopers waren vertrokken, mocht ik ook van start. Daar ging het heel hart. De Afrikaanse lopers waren al halverwege, voordat ik over de startstreep was. Bij de vrouwen liep de Ethiopische Letesenbet Gidey met 44.20 een wereldrecord op de 15 kilometer.
Bij mij zat dat er niet in. Ik was allang blij, als ik de Zevenheuvelenloop überhaupt uit zou lopen. Veiligheidshalve begon ik maar in marathontempo. Waar ik in de eerste kilometers normaal gesproken veelvuldig inhaal, daar werd ik nu voornamelijk ingehaald. Zodoende kwam ik op de weg naar Groesbeek op de uiterste rechterflank terecht. Daar zul je me niet zo gauw aantreffen.
Nu liep ik langs een groep ouderen in rolstoelen langs de kant van de weg. Ik stapte op een vrouw van een jaar of 90 af, schudde haar de hand en zij, wijzend op het lange, kleurrijke peloton: "U heeft het langer volgehouden dan alle lopers, die hier langskomen!"
In het peloton liep echter wel een Molukker van 72 jaar mee, met wij op de wandeling vanaf het station naar de parkeergarage aan de praat waren geraakt. Wat is het toch een voorrecht, als je dit op die leeftijd nog kunt!
De eerste 5 kilometer passeerde ik met ruim 50 minuten op de klok. Ik had er 28 minuten over gedaan. Dat viel me niet eens tegen.
Op de smalle weg naar de Zevenheuvelenweg had ik aan de rechterzijde een prachtig uitzicht op het Reichswald in de verte. Vanaf de linkerzijde kijk ik normaliter tegen de andere lopers aan. Dat krijg je, als je niet zo groot bent.
Op de Zevenheuvelenweg pakte ik wat winst bij de afdalingen, maar ook de tweede 5 kilometer ging in 28 minuten. De oorzaak: in deze 5 kilometer zijn 2 drinkposten. Drinken is voor een loper onontbeerlijk.
Na 10 kilometer voelde ik mijn bovenbenen. Maar ja, met zo'n slechte voorbereiding als ik de laatste week gehad heb, verbaasde me dat niet echt. Ik raakte onder het lopen nog even in gesprek met een jonge loopster over mijn Fryslân-klep. Even wat afleiding van de pijn in mijn benen.



Vanaf Berg en Dal waren de laatste 4 kilometer vooral afdalend. Dat is altijd prettig, maar nu helemaal. Met 1.40 op de klok passeerde ik de 14 kilometer. De laatste kilometer versnelde ik. Ik wilde de 15 kilometer in 1.23 versnellen. Dat lukte uitstekend. Ik kwam in een bruto tijd van 1.45.07 over de eindstreep.
De nettotijd was 1.22.54, een gemiddelde van bijna 11 kilometer per uur. Voor een lopend patiënt niet onaardig. De hersteltraining was boven verwachting verlopen.
In de parkeergarage, die ik met flinke pijn in de benen bereikte, trof ik de gebroeders Boon. Marnix had een tijd van 1.00.44 en Walter 1.06.53 gelopen, terwijl Peter Zwart in 1.13.19 binnen was. Peter had bij de tweede drinkpost een energiebolletje gekregen dat vervaardigd was van zeewier. Voor wie het Keltisch machtig is: in het Iers is zeewier dulaman.
We wandelden naar het station, waar we een kaartje kregen, waarmee we terug in de eerste klas mochten reizen.
Met zijn vieren zaten we prinsheerlijk tot Utrecht, waar we over moesten stappen. Met Walter en Marnix reisde ik verder naar Leiden, waar de trein naar De Vink niet bleek te rijden door een defecte intercity, die de wissel blokkeerde. Zodoende legde ik de weg naar de Stevenshof met de bus af.
Moe maar voldaan kwam ik om kwart over 6 thuis.

Geen opmerkingen: