Een onbekend meesterwerk van Harry Mulisch is “De grens” uit de bundel “Oude lucht”. In dit hilarische verhaal, dat geschreven is in de vorm van een brief aan Hare Majesteit, maakt hij de bureaucratie volkomen belachelijk. Een auto verongelukt op de grens van twee gemeenten, dat ook nog eens de grens van twee provincies blijkt te vormen. De schrijver overleeft het ongeluk, maar de ambulances helpen de partner in de auto niet. Het slachtoffer overlijdt uiteraard, hetgeen tot veel bureaucratische rompslomp leidt.
In de tijd, dat het boek uitkwam, zat ik op de Bibliotheek Academie in Amsterdam en kreeg ik Nederlandse literatuur van Kees Fens, een van de beste recensenten ooit. Hij opende mij de ogen: “Harry Mulisch is in zijn werk sterk geïnspireerd door Godfried Bomans.”
Niet verbazingwekkend, beide schrijvers kwamen immers uit Haarlem. Mulisch hoefde geen andere boeken meer te lezen bij het schrijven. Hij kende zijn inspiratiebron immers al door en door.
Mijn eerste kennismaking met het literatuuronderwijs betrof ook Bomans. Het betrof de klassikale behandeling in de derde klas van de MAVO van “Kopstukken”, een vlot leesbare bundel korte verhalen met vele vormen van humor erin verwerkt. Hij was een grootmeester in verhalen met een kwinkslag en een luchtige toon.
Maar het was niet alleen jolijt wat de klok sloeg. Hij kon ook zaken heel serieus behandelen. De term “ernst en luim” is op zijn werk volledig van toepassing. Daar had hij soms maar een paar woorden voor nodig. In één zin gaf hij de sfeer van mei 1945 treffend weer: “Politieberichten: er is een NSB-er ingeleverd. Hij is licht beschadigd.”
Deze spitsvondigheid komt terug in enkele titels van boeken van hem: “Genieten in een gekkenhuis”, "Beminde gelovigen”, “Oude en nieuwe buitelingen” en “Schrijven is schrappen”.
Deze laatste titel is zeer raak gekozen en nog waar ook. Het is net als met muziek. Soms wordt een lied juist beter door wat weg te laten. Meer is niet altijd beter. Dat gaat voor veel verhalen ook op.
Zelf gaf Bomans het goede voorbeeld met veel aforismen van zijn hand. Heden ten dage spreekt men vaak van oneliners, maar net als de auteur van “Erik”, “Wonderlijke nachten” en “Sprookjes” hecht ik toch ook aan een zekere dosis archaïsch taalgebruik, net als Koot en Bie, die ook goed gegrasduind hebben in diens taalgebruik.
Een exemplarisch aforisme van zijn hand: “Het geluk heeft de eigenschap slechts zichtbaar te worden, als het voorbij is.”
Zelf kom ik op dit vlak niet veel verder dan mijn vrije vertaling van het beroemde citaat van Berthold Brecht: “Eerst komt het eten, dan de ethiek.”
Als schaatsliefhebber heb ik gekozen voor het verhaal “Adviezen van een oude rot” uit de bundel sportverhalen met de gelijknamige titel. De openingszinnen zetten de toon: “De moeilijkheid om een Elfstedentocht te volbrengen, wordt meestal overdreven voorgesteld. Begrijp me goed, ik ga niet zeggen, dat ‘t makkelijk is. Je moet wel degelijk kunnen schaatsen. Maar wie dat eenmaal kan, die haalt ‘t ook op zijn sloffen.”
Ik zeg er eerlijk bij: ik wou dat ik het had verzonnen! Er volgt een kolderiek verhaal met prachtig taalgebruik en niet bestaande woorden, waarbij heel wat zaken op de hak worden genomen. Als voormalig bibliothecaris kan ik slechts een dringend advies geven: lees dit verhaal! Net als “De grens” trouwens.
Daar ik niet het laatste woord wil hebben, geef ik dit graag over aan de grootmeester van ernst en luim in de vorm van een aforisme van diens hand: “Een statisticus waadde vol vertrouwen door een rivier, die gemiddeld één meter diep was. Hij verdronk.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten