Om
half 9 vertrok ik op de fiets naar de Leidse IJshal, waar ik weer zou
gaan trainen met de “Krasse knarren”. We waren met een twintigtal
schaatsers op de 200-meterbaan, waar we pas na het scannen van de QR-code toegang toe kregen.
Zoals gebruikelijk was het ijs van prima kwaliteit. Vanaf
het begin ging het al makkelijker dan de vorige week. Ik ben op de
weg terug. Bij het eerste blok van 5 rondjes kon ik aanhaken, bij die
van 10, 15 en 20 rondjes niet, maar ik werd niet op een rondje
gereden door het peloton, dus mijn tempo was hoog genoeg.
Toen
kwam het moment van de waarheid: de 5 kilometer. Zoals gebruikelijk
nam ik de kop tijdens de 25 rondjes. De eerste helft ging mooi vlak
in 23 kilometer per uur, de tweede helft zelfs in 24 in het uur. Dit
was boven verwachting.
De daarop volgende 20 rondjes reed ik wat
rustiger. Ik mag dan aardig hersteld zijn van de corona, optimaal is
de conditie ook nog niet. Maar met 22 per uur hoor je mij niet
klagen. Doordat je wat rustiger rijdt, kun je beter op je techniek
letten en als je technisch beter schaatst, rij je vanzelf weer wat
harder. Wie zie ook alweer: “Elk nadeel heb zijn voordeel!”?
Bij
de daarop volgende 15 rondjes voelde ik me weer fit en wilde ik een
stukje oprijden met de snellere schaatsers. Een protesterende
linkerkuitspier riep me tot de orde. Ik zakte af naar 22 kilometer en
de pijn verdween.
Na thee gedronken te hebben in de kantine van de Leidse IJshal fietste ik met een tevreden gevoel terug naar huis. Ik ben op de weg terug!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten