Aanvankelijk zouden we afgelopen zondag naar Flevonice gaan, maar door de hoge temperaturen werd de trip naar Biddinghuizen verzet naar vandaag.
Om 9 uur stond ik bij de Leidse IJshal, waar ik mijn fiets gestald had. Het was er weer druk dankzij de kinderen, die afkwamen op de schaatslessen.
Bij de IJshal werd ik om 9 uur opgepikt door Willem van Vliet. Met Klaas van den Broek zat ik op de achterbank, waar ik met hem kon bijpraten. Om half 11 waren we bij Flevonice.
Een kwartier later begonnen we onder een grauw wolkendek aan ons eerste rondje van 2,5 kilometer. Ik reed de eerste ronde op kop. Jan van Dijk nam de tweede ronde voor zijn rekening. Halverwege was een van de 2 vrouwen ongeruit gegaan.
Met mijn katholieke opvoeding heb ik van huis uit meegekregen, dat ik me moet ontfermen over gevallen vrouwen.
Dat deed ik dan ook. De schaats was losgeschoten van de Salomons-langlaufschoen. Het was hetzelfde probleem, dat ik een paar jaar had met mijn Rossignols. De binding van de schaats schoot telkens los. Zij wandelde naar de ingang om bij de schaatsverhuur te kijken, of de binding gemaakt kon worden.
We reden met een kleiner groepje verder. Ondanks de oplopende temperaturen bleef het ijs behoorlijk goed. Om beurten namen we een rondje kopwerk. In de achtste ronde kwam ik Eddie Smit tegen. Een mooi moment om te kijken, of de schaats intussen gerepareerd was. Ik heb namelijk altijd een paar reserve-ijzers bij me.
Ik klikte mijn schaatsen eraf en wandelde naar de schaatsverhuur. Daar hoorde ik, dat de schaats gerepareerd was. Met Eddie en Adrie reed ik daarna een zevental rondjes samen. Sinds de vorige onverwachte ontmoeting geef ik een seintje, als ik naar Flevonice afreis. Het is toch leuk om je familie op het ijs te ontmoeten.
Mijn zwager Anton en zijn vrouw Annemarie waren er ook met hun zoons Mischa en Jesse. Jesse had ik gezien, toen ik op kop van een vrij lang lint reed. Daar het druk was op Flevonice kon ik niet zomaar mijn plek verlaten. Later hoorde ik, dat Jesse gewoon in dit peloton was meegereden.
Met Anton heb ik trouwens in januari 1987 voor het eerst ruim boven de 100 kilometer geschaatst. Samen reden we tweeënhalve Molen- en Merentocht en kwamen zo op 120 kilometer uit.Om 1 uur hadden we afgesproken in de kantine van Flevonice. Het was zo druk, dat de dienbladen op waren. Net als de huurschaatsen trouwens. Er werd een verzoek omgeroepen aan schaatsers, die klaar waren, hun huurschaatsen zo snel mogelijk in te leveren.
Na de pauze verloor ik in de eerste ronde het contact met het groepje, waarin ik reed. Een gat van 20 meter rij je in je eentje niet meer dicht. Ik ging in eigen tempo verder en haalde een collega van mijn vrouw in, met wie ik anderhalve ronde samen reed.
Om 3 uur verliet ik met 24 rondjes op de teller het ijs, na nog even met de aanwezige familieleden te hebben gesproken. Onder het genot van een drankje zetten we de conversatie in de kantine voort. Het leek wel een familiedag op Flevonice.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten