Het is een open deur van hier naar Tokio, maar het belangrijkste gereedschap bij het rijden van een toertocht zijn de schaatsen. Je hebt ze in alle soorten en maten, dus er valt genoeg over de schaatsen te vertellen.
Zoals bijna iedereen van mijn generatie ben ik begonnen op Friese doorlopers. Deze houten schaatsen met een ronde voorkant zijn op zich prima geschikt voor het rijden op natuurijs: door de ronde voorkant rijd je niet zo snel in scheuren. De Friese doorloper heeft wel een groot nadeel, en dat is de binding. Je moest met oranje linten (andere kleuren werden niet geleverd) de doorlopers vast aan je voeten zien te krijgen. De linten werden door het leer gehaald, dat vastgeschroefd zat aan de houten schenkel.
Nu droegen we in mijn jeugd meestal rubber laarzen met daaronder (geiten)wollen sokken. Mijn vader maakte ze meestal zeer strak vast. Achteraf weet je, dat je bloedsomloop in je voeten afgekneld werd, dus dat je na het schaatsen tinteltenen kreeg was niet meer dan logisch. Wat ook logisch was, was dat de linten na verloop van tijd losser gingen zitten. Zelf kon je dus ook regelmatig proberen om de schaatsen weer wat strakker vast te maken. Kortom, Friese doorlopers zijn niet ideaal, ook al zijn het prima schaatsen om het op te leren.
Hetzelfde geldt voor de houten noren. Deze kreeg je, als je groter werd en er een oudere broer of zus uitgegroeid was.
Een hedendaags alternatief voor de houten schaatsen zijn de easy gliders. Deze kunststofschaatsen hebben een andersoortige binding: geribbelde plastic bindingen worden vastgeklemd en kunnen niet meer terug schuiven. Wat dat aangaat is het een verbetering. Een nadeel is echter, dat de plastic binding in de kou hard wordt en zijn flexibiliteit verliest. Ook de plastic schroefjes, waarmee de binding in de kunststof schenkel is vastgezet, zijn vrij kwetsbaar. Het verdient dan ook aanbeveling om in ieder geval een paar schroefjes en eventueel een geribbeld plastic binding mee te nemen voor het geval dat.
Het voordeel van zowel de houten als de kunststofschaatsen is, dat je bij kluunplaatsen de schaatsen vrij makkelijk uit kunt doen en gewoon lopen. Daarna dien je ze uiteraard wel weer vast te maken.
Het alternatief van bovengenoemde schaatsen zijn de schoenschaatsen. Tegenwoordig is dit de standaard, in mijn jeugd was het nog een luxe artikel. De eerste schoenschaatsen kreeg ik, toen ik een jaar of 14 was, uiteraard minimaal tweedehands. De noren, die ik kreeg waren van het merk Ving en ik heb er een jaar of 15 op gereden. Toen het fut uit het leer ging, kocht ik Viking Mid’s, alvorens ik overstapte op de klapschaats, eveneens van Viking.
Op zich rijden klapschaatsen prima op natuurijs. Ze hebben echter één groot nadeel ten opzichte van de vaste schaats. Als je in een scheur rijdt, blijft het ijzer vast zitten. Dit gebeurt met vaste schaatsen ook, maar hierbij wordt je val afgeremd, doordat het ijzer zowel voor als achter vast zit aan de schoen. Bij de klapschaats is hier geen sprake van. Je ijzer zit vast, door de voorwaartse kracht kantel je als het ware voorover over het scharnierpunt heen en met een flinke klap kom je op het ijs terecht. De klapschaats is dan met recht een klapschaats!
Natuurlijk hebben de schoenschaatsen een groot voordeel ten opzichte van de houten: doordat ze vast aan je voet zitten, kun je veel meer kracht zetten en kun je je techniek veel beter benutten, doordat de schaatsen niet “scheef” onder je voeten zitten. Vergis je hier niet in: een paar millimeter afwijking en je rijdt al snel slechter, doordat de drukpunten verkeerd zitten.
Uiteraard is het wel noodzakelijk, dat de schoenen goed aan je voet zitten. Te ruime schaatsen met twee paar sokken werkt niet. Je voeten gaan dan zwabberen en veel van de kracht van je afzet gaat verloren. Te krappe schoenen werkt ook niet. Op de kunstijsbaan kun je er met blote voeten met temperaturen boven nul prima mee uit de voeten, maar op natuurijs is het toch een ander verhaal. Behalve de gewone temperaturen heb je ook nog met de windchill te maken. Je loopt dus een groter risico op bevroren tenen, zeker als de temperatuur verder onder nul zakt. Mijn advies is dus: precies pas met dunne thermische sokken aan! Schaatshoezen moeten zorgen voor een verdere bescherming tegen bevriezing.
Voor het klunen moet je schaatsbeschermers meenemen. En ook hierbij geldt: oefening baart kunst. Hoe vaker je kluunt, hoe bedrevener je er in wordt, zowel in het klunen zelf als in het aan- en uitdoen van de schaatsbeschermers.
En dan zijn er nog schaatsen, die de voordelen van zowel de houten als de schoenschaatsen combineren: de zogenaamde kluunschaatsen. Zelf heb ik Rossignol langlaufschoenen, waar je met een simpele klik je schaatsen mee vast zet. Het grote voordeel bij het klunen is daarmee ook al genoemd. Met één handgreep is de schaats los, na het klunen klik je het zo weer vast.
Daarnaast zijn de hoge schoenen lekker warm. Op de Weissensee had ik bij min 18 nog geen koude voeten. Voorts zijn de schaatsen lager dan de gewone schoenschaatsen, dus je bent veel stabieler, terwijl het door het scharnierpunt aan de voorzijde van de schoen er voor zorgt, dat je toch op klapschaatsen rijdt. Een voordeel is verder, dat de voorzijde de ronding heeft van een Friese doorloper. Als je in een scheur rijdt, glij je er meestal zo weer uit. Met minimaal 1000 km op natuurijs op de Rossignols ben ik slechts één keer gevallen.
En het grootste voordeel is: als je schaatsen bot worden, wissel je de ijzers gewoon. De schaatsen worden immers altijd het eerst bot aan de binnenkant. Hier zet je mee af. Je doet het ijzer van de linkervoet aan de rechter en vice versa. Bij een lange tocht kun je bovendien nog reserve-ijzers meenemen in je rugzak. Zelf heb ik een paar reserve-ijzers gekocht, daar de kluunschaatsen één kwetsbare plek hebben: de kunststof binding zou kapot kunnen gaan.
Kortom: met de reserve-ijzers mee kun je er helemaal zeker van zijn, dat je altijd scherpe ijzers onder je voeten hebt.
Let bij de koop van kluunschaatsen goed op het model: je hebt schoenen en bijbehorende ijzers met 1 binding en met 2 bindingen. Deze laatste lopen een stuk lastiger! Immers: hoe vlakker de zool van de schoen is, hoe beter je kunt klûnen. Zorg wel, dat er profiel op de zool zit, anders glij je nog alle kanten op.
Bij de ANWB kun je voor nog geen € 10,- trouwens een soort pantoffels met ijzeren driehoekjes kopen, die je over je schoenzolen kunt doen, zodat je bij gladde omstandigheden veel meer grip hebt.
Verder heb ik tijdens een natuurijsperiode met veel sneeuw een handig hulpmiddel "ontdekt" voor de kluunschaatsers. Er kwam bij het klûnen meestal veel sneeuw te zitten tussen het stangetje en de schoen. Dit was er meestal lastig uit te halen. Met een eenvoudig imbussleuteltje heb je dit "vuil" zo verwijderd en klik je de schaats zo weer aan je schoen vast!
Mijn voorkeur voor toertochten is dus duidelijk: de kluunschaatsen, waar Martin Langbroek een prachtige naam voor bedacht heeft: kabouterschaatsen!
2 opmerkingen:
Wie weet waar de linten voor oude houten schaatsen nog te koop zijn.
Wouthenneke@gmail.com
Ik ben ernaar op zoek gegaan. Ze zijn nog verkrijgbaar bij Zandstra in Joure. Ze worden geleverd via de detailhandel. Een lijst van de dealers van Ving is op postcode te vinden op http://www.ving.nl/site/ving%20lijst.html
Nu is er nog voorraad, maar met de weersverwachtingen en de kans op een nieuwe ijsperiode, raadde de man van Zandstra Sport me aan om niet te lang te wachten.
Een reactie posten