Om 9 uur startten we met een peloton van 8 man met een zelfde aantal losse schaatsers. We hadden dus alle ruimte. En ik had alle ruimte om eens wat geks te doen. Na de 5, 10 en 15 rondjes stelde ik voor om 50 rondjes op kop te gaan rijden.
Na vrijdag op de 10 kilometer bij het Wereldkampioenschap Afstanden de meeste schaatsers in de slotkilometers te hebben zien instorten en van de 12 goed getrainde topschaatsers er zelfs 3 de brui aan hebben zien geven, wilde deze oude rot het goede voorbeeld geven.
"Ik probeer de 10.000 meter vlak te rijden in ongeveer 25 kilometer per uur", kondigde ik aan. Met een klein pelotonnetje achter me aan begon ik aan de 50 rondjes op het goed glijdende ijs. De eerste 5 kilometer gingen inderdaad meestal in het afgesproken tempo, daarna zakte ik een rondje of 10 in 24 in het uur, waarna ik me herpakte en weer naar de 25 ging. De slotkilometer ging zelfs nog een kilometer harder. Deze 5 rondjes reed ik vlak in 26 kilometer per uur. Ik had de stayersafstand dus goed ingedeeld.
Met het oog op de Bert Grotenhuis Bokaal over exact een maand was dit dus een uitstekende proeve van bekwaamheid.
Wie goed telt, komt uit op 140 rondjes, 15 meer dan gebruikelijk in dezelfde tijd.
"Vroeger heb ik het dan ook heel vaak geoefend", antwoordde ik: "Op dinsdagavond reed ik altijd 2 uur aan een stuk door. Jullie gingen om 9 uur in de kantine wat drinken. Om half 10 was de baan vrijwel leeg en dan probeerde ik een 10 kilometer zo snel mogelijk te schaatsen."
"Dat hebben we gezien, Bert", kreeg ik te horen: "Je zat heel diep met je hoofd ver naar voren. In de kantine noemden we je "De Stofzuiger"!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten